Universiteit Leiden

nl en

Elke dag een woord verklaard op de scheurkalender

Hij ligt in de boekhandel, de tweede Etymologiekalender - voor 2020 - samengesteld door vijf Leidse studenten Taalwetenschap. Na het doorslaande succes van vorig jaar geeft de eerbiedwaardige uitgeverij Brill hem dit jaar uit.

Etymologiekalender
Een voorbeeld: waar komt het woord 'maat', in de betekenis van 'vriend', vandaan?

Het was eigenlijk zomaar een ideetje. De etymologie - de herkomst - van woorden uit allerlei talen is vaak heel gek of interessant of leuk, vonden de Taalwetenschap studenten Pascale Eskes, Vera Zwennes, Lotte Meester, Laura Dees, Ivo Boers en Gerard Spaans. Een aantal van hen verzamelde zelfs woorden met bijzondere wortels. Of woorden uit verschillende talen met uiteindelijk, heel ver terug, dezelfde wortels. De studenten merkten dat veel mensen taal leuk vinden en kenden wel taalscheurkalenders, maar eerlijk gezegd vonden ze daar niet zoveel aan. En zo bedachten ze dat ze er dan zelf wel een gingen maken. In het Engels, want dat is de taal van hun richting Comparative Indo-European Linguistics en zo’n beetje de voertaal bij Taalwetenschap. 

365 voorbeelden

We maken 150 exemplaren, dachten ze. Maar toen bij hun studiegenoten en docenten bekend werd waar ze mee bezig waren, begon de Excelsheet waarin Laura de bestellingen bijhield zo ongeveer te ontploffen. De studenten lieten uiteindelijk 600 exemplaren drukken van de 2019-kalender maar moesten er nog eens 135 nabestellen. De kalender werd, met andere woorden, een doorslaand succes. Reden om het kunstje dit jaar nog een keer te herhalen. Maar dan in het Nederlands, want toch niet iedereen bleek gelukkig met het Engels.

Vorig jaar legden de studenten alle voorbeelden die ze al hadden bij elkaar, maar dat waren nog geen 365 woorden dus keken ze ook hun boeken nog eens na en doken ze de bibliotheek in. De kalender werd nadrukkelijk niet samengesteld uit enkel Engelse of Nederlandse woorden, ze komen uit allerlei talen. De studenten wikten en wogen, gooiden eerdere voorbeelden eruit en vulden de hiaten op met nieuwe. Tot het getal van 365 rond was, en iedereen tevreden.

Etymologiekalender
Waar laat je al die dozen met kalenders...?

Leerzaam proces

Een boek - want dat is een kalender in drukkerstermen - maken is heel veel werk, ontdekten de studenten. Op veel vragen moet een antwoord komen. Hoe moet de kalender eruit zien, de buitenkant en het binnenwerk? Wat voor papier gebruik je? Hoe houd je de boel bij elkaar (lijmen, in dit geval) Moet je de vormgeving uitbesteden of ken je iemand die het kan (ja, teamlid Gerard). Hoeveel exemplaren moet je laten drukken? Hoe krijg je de bestellingen bij de mensen thuis? Wat wordt de prijs? Hoe houd je de bestellingen bij en hoe regel je het afrekenen? Het werd een leuk, leerzaam maar soms ook tot wanhoop drijvend traject. Want wat doe je bijvoorbeeld als er ineens 600 kalenders bij je studentenhuis worden afgeleverd. Gelukkig vond Lotte een plaatsje op haar zolderkamer. Maar het was toch superleuk, de administratie klopte - met dank aan Laura - tot op de cent, en ook van de kant van de opleiding kwamen er veel complimenten.

Tweede editie bij uitgeverij Brill

Dus: ze gingen er nog een keer voor. Appeltje-eitje dachten ze want ze wisten nu hoe het moest. En de Koninklijke Uitgeverij Brill NV, gespecialiseerd in wetenschappelijke boeken en andere uitgaven in – meestal -  kleine oplages. Dat was niet meteen de meest voor de hand liggende uitgeverij, maar het merendeel van het groepje had er stage gelopen er en daar warme contacten aan overgehouden. Een beetje een gek product wel, voor Brill, maar het leek de uitgeverij een leuk bijproduct. Van de Nederlandse versie worden er 1500 gemaakt. Dat uitbesteden gaat ons een hoop sores schelen, dachten de studenten.

Hetzelfde groepje begon weer, met uitzondering van Ivo, die naar een andere opleiding switchte. Nog een verschil was dat er nu een Nederlandstalige versie moest komen; Brill herdrukt de Engelse versie van vorig jaar voor de internationale markt. Maar het viel toch weer tegen, want het bleef een hoop werk. Er moesten zelfs 366 woorden worden gevonden, want 2020 is een schrikkeljaar, ontdekten de studenten gelukkig bijtijds. Maar ernstig hebben ze er niet onder geleden. Als de verslaggever drie van de vijf studenten treft, lijkt het alsof er de herfst fris door de ruimte wervelt. Ze hebben een hoop lol samen.

De opleiding

We praten natuurlijk ook over de opleiding. Er klinkt een bescheiden gejuich als de verslaggever het begrip ‘Indo-Europees’ noemt, en de handen gaan de lucht in. ‘Hoera, iemand die een begrip uit onze studie kent’, zegt Pascale, ‘Dat komt niet vaak voor.’ De studenten doen allemaal de (Engelstalige) specialisatie  Comparative Indo-European Linguistics, waar ze al aan het eind van het eerste jaar voor kozen. Uit het Indo-Europees zijn de Westerse en een aantal Aziatische talen ontstaan en daar valt veel aan te puzzelen. 

‘Taalkundestudenten zijn over het algemeen enorm gemotiveerd’, zegt Lotte. ‘Dat is heel leuk.’ Het is een pittige studie met wiskundige trekjes. Taalwetenschap gaat onder meer over het ontdekken van patronen tussen talen en om patronen binnen een taal. De gymnasiasten vertellen dat ze op school ijverig onregelmatige werkwoorden uit hun hoofd leerden, terwijl ze bij Taalwetenschap ontdekte dat ook daar een ijzeren logica achter zit. ‘Ik voelde het al’, zegt Lotte. ‘Dat er achter die onregelmatigheid een wetmatigheid schuilging. Als ik die toen al had gekend, had ik al die werkwoorden er helemaal niet in hoeven stampen.’

Etymologiekalender
Pascale, Lotte en Vera (vlnr) met de kalender van vorig jaar.

Taal is overal

Wiskunde was haar schooladvies, vertelt Lotte. ‘Maar ik vond die studie toch te abstract.’ Maar Vera en Pascale hadden er weer niks mee. Lotte, op de vraag wat er zo leuk is aan Taalwetenschap: ‘Taal is overal om je heen. Ik vraag soms aan iemand: wat zei je daar, hoe zei je dat? Dan wil ik weten waarom iemand iets op een bepaalde manier zegt. Soms kan ik niet meer stoppen met nadenken over taal.’

Ten slotte: volgend jaar wéér een kalender? Ze weten het nog niet. Ze hebben niet het idee dat er elk jaar een kalender móét komen, en ook niet dat ze moeten zorgen voor continuïteit in de vorm van opvolgers. ‘Het is heel erg óns ding.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.