Universiteit Leiden

nl en

Onderzoeksproject

Bestraffingsonderzoek

Binnen het instituut wordt veel onderzoek verricht naar de totstandkoming van straffen en maatregelen in het strafrecht en hoe rechters en andere actoren tot een beslissing komen. Daarnaast wordt de tenuitvoerlegging en effecten van straffen en maatregelen bestudeerd. Hierbij is onder andere aandacht voor de rol van toezicht, de manier waarop een strafblad bedoeld en onbedoeld de kansen op de arbeidsmarkt kan beïnvloeden en de effectiviteit van straffen bij specifieke groepen.

Contact
Miranda Boone

Binnen bestraffingsonderzoek lopen de volgende projecten:

  1. Discretie in screening en de bedoelde en onbedoelde gevolgen voor sollicitanten met en zonder strafblad
  2. Integriteitsscreening op de arbeidsmarkt: Een interdisciplinair mixed methods onderzoek naar instrumenten van pre- en in-employmentscreening en attitudes van screeningsprofessionals en werkgevers
  3. VOG in beeld: trends, ontwikkelingen en risico’s
  4. Als het toezicht schuurt: Besluitvorming na niet-naleving van reclasseringstoezicht
  5. Screen and Intervene (SCIN)
  6. In search of trust (IST): Towards effective interventions to monitor and reduce ethno-racial and socio-economic sanctioning disparities

Bezoek voor alle lopende onderzoeken op het gebied van gevangenissen de subpagina over Gevangenisonderzoek.

Lopende projecten

1. Discretie in screening en de bedoelde en onbedoelde gevolgen voor sollicitanten met en zonder strafblad

Onderzoekers: Ard Barends en Elina van’t Zand

Bedoelde gevolgen van integriteitsscreenings in sollicitatieprocedures zijn voorkoming van criminaliteit voor de samenleving, echter zijn er ook onbedoelde bijkomende gevolgen met een grote maatschappelijke impact. Zo blijkt integriteitsscreening een belemmering te zijn voor de succesvolle re-integratie van ex-justitiabelen die screening mijden en arbeidsmarktkansen mislopen,  maar ook een substantiële groep sollicitanten zonder strafblad mijdt screening.  Deze onbedoelde gevolgen resulteren in maatschappelijke kosten en ongelijkheid.  Individuele verschillen zoals persoonlijkheid en intelligentie kunnen verklaren voor wie gevolgen van screening het grootst zijn, omdat deze sterk samenhangen met loopbaankeuzes en zelfredzaamheid.

In dit project worden de screeningspraktijk en de bedoelde en onbedoelde gevolgen van screening onderzocht met inbreng uit de criminologie, organisatiepsychologie, persoonlijkheidspsychologie en rechtswetenschap. Deze interdisciplinaire aanpak brengt vernieuwing in zowel theorie als onderzoeksdata en -methoden. Het project wordt bekostigd met de startersbeurs van Ard Barends.

2. Integriteitsscreening op de arbeidsmarkt: Een interdisciplinair mixed methods onderzoek naar instrumenten van pre- en in-employmentscreening en attitudes van screeningsprofessionals en werkgevers

Onderzoekers: Elina van’t Zand en Ard Barends

Screening wordt steeds vaker ingezet om de integriteit van werknemers en sollicitanten te beoordelen in personeelselectieprocedures. Hiermee moeten integriteitsschendingen met een negatieve impact op de organisatie of samenleving worden voorkomen. Tegelijkertijd toont eerder onderzoek aan dat screening (potentiële) werknemers soms onnodig van arbeidsmarktkansen uitsluit. Wetenschappelijke kennis over de wijze waarop uit het brede assortiment aan screeningsinstrumenten, zoals de Verklaring Omtrent het Gedrag en integriteitstesten, een mogelijk risico voor personen, organisaties of de samenleving als geheel wordt afgeleid, ontbreekt echter. Evenmin is voldoende kennis beschikbaar over de attitudes en overwegingen van zowel publieke en private screeningsprofessionals als werkgevers bij de inzet en uitvoering hiervan. Dit mixed methods-onderzoek vergroot de interdisciplinaire kennis over integriteitsscreening op twee manieren: enerzijds door een eerste gestructureerde analyse van het unieke Nederlandse screeningslandschap inclusief de normatieve en praktische implicaties daarvan, anderzijds door een unieke empirische analyse van de attitudes van screeningsprofessionals en werkgevers jegens de validiteit, bruikbaarheid en legitimiteit van de verschillende screeningsinstrumenten. De bevindingen moeten handvaten bieden om pre- en in-employmentscreenings verdergaand te professionaliseren en/of te uniformeren teneinde een juiste balans te vinden tussen de diverse belangen die hierbij op het spel staan.

3. VOG in beeld: trends, ontwikkelingen en risico’s

Onderzoekers: Elina van’t Zand, Anke Ramakers, Pauline Schuyt,

Dit onderzoek tracht de hoge vlucht die het unieke Nederlandse screeningsinstrument VOG heeft genomen systematisch, longitudinaal in kaart te brengen, aan de hand van data van Screeningsautoriteit Justis over alle VOG-aanvragen sinds 2004. Trends en ontwikkelingen worden zichtbaar gemaakt en geduid aan de hand van veranderingen in zowel wet en beleid als samenleving en praktijk. Hiervoor worden alle standaard in de VOG-beoordeling betrokken gegevens statistisch geanalyseerd. Ten eerste de doelen waarvoor VOGs worden aangevraagd, ten tweede de justitiële gegevens die bij de aanvragers worden aangetroffen en ten derde algemene aanvrager-kenmerken, zoals leeftijdscategorie en sekse. Hiermee kan gekeken worden in welke mate risico’s (justitiële antecedenten) in verschillende sectoren aan de orde zijn.

Dit project biedt inzicht in de vraag of de ontwikkeling van de VOG-screening correspondeert met wijzigingen zoals beoogd in wetgeving, beleid en uitvoering. Ook wordt geduid welke (technologische en commerciële) trends en risico’s op arbeidsmarkt de vraag naar VOG’s stuwen. Dit creëert een opstap naar meer ‘evidence based’ screenen.

4. Als het toezicht schuurt: Besluitvorming na niet-naleving van reclasseringstoezicht

Onderzoekers: Miranda Boone en Jennifer Doekhie,  in samenwerking met Lectoraat Werken in een Justitieel Kader, Hogeschool Utrecht

Jaarlijks staan zo’n 30.000 mensen onder toezicht van de reclassering. De reclassering stimuleert hen crimineel gedrag te veranderen en houdt toezicht op de door de rechter opgelegde bijzondere voorwaarden. Als reclassenten voorwaarden overtreden, is een zorgvuldige en deskundige beoordeling van de overtreding en de reactie daarop essentieel. Daarbij spelen verschillende belangen en overwegingen een rol, zoals geloofwaardigheid van de sanctie, veiligheid en re-integratie/resocialisatie van de reclassent.

Professionals vinden professionele beslisruimte essentieel om een overtreding te beoordelen en verschillende belangen die daarbij spelen te wegen. Maar teveel beslisruimte kan resulteren in willekeur en rechtsongelijkheid en zet de geloofwaardigheid van de strafrechtelijke sanctie op het spel. Bij overtreding van voorwaarden zijn meerdere beslissers betrokken die elkaar opvolgen (seriële besluitvorming). Dit kan ertoe leiden dat men anticipeert op de veronderstelde uitkomst van een (latere) beslissing. De mate waarin reclassenten het toezicht en de besluitvorming met betrekking tot het overtreden van voorwaarden als rechtvaardig ervaren, draagt bij aan naleving van de voorwaarden en actieve deelname in het toezicht. Daarom is investeren in een goede werkalliantie met de reclassent essentieel voor een positief verloop van het toezicht.

De centrale vraag in dit onderzoek luidt: hoe kan professionele besluitvorming door reclasseringswerkers bij overtreding van voorwaarden worden ingericht teneinde de inhoudelijke en formele nakoming door reclassenten te bevorderen? Met behulp van een mixed methods design van data- en dossieranalyse, observatie, interviews en focusgroepen wordt deze vraag in de komende twee jaar beantwoord.

5. Screen and Intervene (SCIN)

Jochem Jansen, in samenwerking met partners uit de forensische klinische praktijk en beleid, en jongeren zelf, maken de volgende partners onderdeel uit van het team dat dit project de komende jaren gaat uitvoeren: RJJI, NIFP, Pluryn, de Borg, Ministerie Veiligheid en Justitie, YIP, OM, iHub, WODC, Trimbos Instituut, Reclassering, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Windesheim, Amsterdam UMC, Radboud Universiteit Nijmegen, Curium-LUMC, Vrije Universiteit, Universiteit Utrecht.

Hoewel het aantal jeugddelinquenten in Nederland de afgelopen tien jaar is afgenomen, geldt dit niet voor het aantal jeugdige delinquenten die ernstige misdrijven pleegden. Het aantal jongvolwassenen tot 21 jaar dat verdacht wordt van een geweldsmisdrijf is met 4% gestegen, het aantal minderjarige verdachten van doodslag is met bijna 50% toegenomen en het aantal jongvolwassen verdachten van doodslag met 38%. Ook het recidivepercentage van jeugddelinquenten en jongvolwassenen na gevangenisstraf blijft met 56% hoog. De ernst van hun strafbare feiten kan zelfs toenemen na detentie. Oftewel, een groot deel van de jongeren profiteert van goede forensische zorg, maar voor een selecte groep neemt de zware criminaliteit toe. De combinatie met hoge recidivecijfers en negatieve maatschappelijke uitkomsten voor deze jeugdige delinquenten, benadrukken de noodzaak van effectievere forensische jeugdzorg.

Het SCIN-project heeft als doel de screening en interventie in de forensische jeugdzorg te verbeteren. Dit project zet in op het verder personaliseren van behandelprogramma’s voor adolescente daders van delicten. We doen dit door neurobiologische en neuropsychologische maten te integreren in de screening van individuele risico’s en behoeften, beslissingen over specifieke interventieprogramma’s, en toepassing van het adolescentenstrafrecht. Daarmee kunnen we forensische interventies effectiever inzetten, afhankelijk van de individuele behoeftes.

Kijk voor meer informatie over het onderzoek op de website van Neurolab

6. In search of trust (IST): Towards effective interventions to monitor and reduce ethno-racial and socio-economic sanctioning disparities

Onderzoekers: Hilde Wermink en Arjan Blokland, onder leiding van Arjen Leerkes (Erasmus universiteit Rotterdam)

Mensen met een migratieachtergrond en/of zwakkere sociaaleconomische positie hebben een relatief grote kans om in aanraking te komen met het strafrechtsysteem. En worden vaker veroordeeld dan andere verdachten van criminaliteit. Als jongeren en instanties elkaar wantrouwen, ontstaat het risico dat jongeren bij de opsporing en bestraffing van criminaliteit nadelen ondervinden.

Een belangrijk vertrekpunt van het onderzoek is dat sociale verschillen in wederzijds vertrouwen tussen jongeren en het strafrechtelijk systeem zowel oorzaak als gevolg zijn van sociale verschillen in het opleggen van een straf, patronen van oververtegenwoordiging, en recidive. Als jongeren en instanties elkaar wantrouwen, ontstaat er een risico dat jongeren bij de opsporing en bestraffing van criminaliteit nadelen ondervinden. Dit versterkt vervolgens het wederzijds wantrouwen tussen jongeren en instanties. Het onderzoek is erop gericht om deze zogenoemde feedback loops beter te begrijpen, te monitoren en af te zwakken.

Het consortium werkt aan een landelijke justitiële gelijkheidsmonitor waarmee problematische sociale ongelijkheden in de opsporing en het bestraffen van criminaliteit kunnen worden waargenomen en gevolgd. Ook gaan de onderzoekers met jongeren, agenten en andere professionals uit de strafrechtsketen interventies ontwikkelen die het vertrouwen tussen jongeren en de politie versterken, en problematische ongelijkheden in het bestraffen van criminaliteit verminderen.

Het gaat daarbij om video-ondersteund lesmateriaal voor nieuwe agenten, jongeren in het voortgezet onderwijs, en jongeren die voor het eerst als verdachte in aanraking komen met de politie. Verder wordt met (voormalige) delinquente jongeren en professionals naar aanknopingspunten gezocht voor aanvullende interventies, bijvoorbeeld in relatie tot de vervolging van verdachten door het Openbaar Ministerie.

Lees voor meer over het onderzoek in het nieuwsbericht van juli 2023.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.