Universiteit Leiden

nl en

Antony Griffiths: ‘De pre-fotografische drukkunst is Europa’s meest onderschatte kunstvorm’

Op de valreep van het nieuwe jaar sprak Antony Griffiths, oud-hoofdconservator drukkunst in het British Museum, de eerste Raphelengiuslezing uit. Hij sprak twee uur onafgebroken over zijn levenswerk: de geschiedenis van de pre-fotografische drukkunst.

Voor de fotografie bestond, werden illustraties gedrukt op koperen of houten platen, die met inkt bedekt werden om op papier te persen. Deze techniek bleef honderden jaren onveranderd. Griffiths: ‘Een drukker uit 1550 zou in 1830 een drukkerij in kunnen lopen en precies begrijpen wat er gebeurt.’ Maar de pre-fotografische prent is langzaam onzichtbaar aan het worden. Dat is eeuwig zonde, bepleit Griffiths, want de kunst van het graveren van printplaten vergt ambacht van een haast buitenmenselijk niveau.

Antony Griffiths werkte van 2000 tot 2011 als hoofdconservator van de afdeling drukkunst en tekeningen in het British Museum. Foto: Robin Oomkes

Uit de losse pols

Met uitzonderlijke precisie graveerden vaklui en kunstenaars met een burijn, een naaldachtig stuk gereedschap, de fijnste figuren in koper. Door met de diepte en afstand van lijnen te variëren, lukte het graveurs om de structuur en beweging van metaal, zijde, veren, of haar in het koper graveren. ‘Dat is grofweg ook hoe beeldschermen vandaag de dag vormen en kleuren weergeven, door te variëren in grootte en kleur van pixels. Maar de graveurs deden het zonder mechanische hulp, uit de losse pols.'

Het perfectionisme en de kunde van de graveurs fascineert Griffiths: 'De hoge standaarden die beroemd graveur Pierre Imbert Drevet (1697-1739) zichzelf oplegde, dreven hem tot waanzin. Hij stierf in een gekkenhuis. Ik heb mijn leven gewijd aan het onderzoeken van de kunst van het graveren, omdat ik geloof dat er vandaag de dag geen enkele kunstvorm is die zo ondergewaardeerd wordt als de kunst van het graveren.’

Toch is er tegenwoordig meer aandacht voor die andere bekende druktechniek: de ets, ontwikkeld tijdens de eerste decennia van de 16e eeuw. Een ets wordt gemaakt door een lijntekening in een zinken of koperen plaat aan te brengen. De plaat wordt vervolgens ondergedompeld in een zuurbad, waardoor een chemische reactie ontstaat en de tekening op de etsplaat wordt ingebeten. De plaat wordt met inkt bedekt en op papier gedrukt.

Vergeleken met graveren is etsen een relatief simpele techniek. ‘De kunst van het graveren vergde jarenlange studie, een ets kon door een ieder met de juiste materialen gemaakt worden’, aldus Griffiths. Dat veroorzaakte enerzijds een klassenverschil: het etsen was voor de amateur, graveren voor de vakman. Anderzijds zorgde de toegankelijkheid van het etsen voor populariteit onder schilders. ‘Omdat etsen zo erg op tekenen lijkt, gaven etsen de kunstliefhebber het gevoel dichtbij het creatieve proces van een kunstenaar te staan.’

De druktechniek als pan-Europese handel

Er was een grote handel in tweedehands, versleten drukplaten van beroemde afbeeldingen. De oude lijnen in koperen drukplaten werden simpelweg opnieuw ingesneden. Dit leidde tot een slechtere kwaliteit prent, maar het leverde uitgevers een gemakkelijke en lucratieve bron van inkomsten op. ‘Een groot aantal afbeeldingen bleef honderden jaren in circulatie. Dit is de wereld van goedkope prenten. Het soort afdruk dat verkocht werd door straatverkopers, niet in prentenwinkels. Hierdoor waren afbeeldingen uit de zestiende eeuw tweehonderd jaar later nog veelvuldig in omloop.’

De handel in drukplaten beperkte zich niet tot een bepaalde regio in Europa. ‘De these van mijn boek The Print Before Photography - An introduction to European Printmaking 1550 - 1820 is dat de prentenindustrie een pan-Europese handel was. De uitgevers, handelaars en graveerders bleven zich door heel Europa verplaatsen. Rembrandt kon zijn prenten verkopen aan een handelaar in Sicilië. Franse graveerders verhuisden in de zeventiende eeuw in grote getalen naar Italië. Nederlandse graveur Crispijn de Passe werd eind zestiende eeuw ingehuurd om het portret van de Engelse koningin Elizabeth de Eerste te graveren.’

Raphelengiuslezing

Griffiths was de eerste spreker die de Raphelengiuslezing gaf. Raphelengius was een Leidse drukker en hoogleraar die bekend werd omdat hij uiterst belangrijke stappen heeft gezet in de ontwikkeling van het drukken van Arabisch schrift. De Raphelengiuslezing wordt financieel mogelijk gemaakt door de Raphelengius Stichting, de stichting voor de bevordering van interdisciplinair onderzoek naar vroegmoderne prentculturen. De Raphelengiuslezing zal jaarlijks worden georganiseerd en staat in het teken van het onderzoek naar de vroegmodern drukkunst.

Deze eerste editie werd medegeorganiseerd door Jacqueline Hylkema, universitair docent cultuurgeschiedenis en kunstgeschiedenis aan Leiden University College The Hague, en Stijn Bussels, hoogleraar kunstgeschiedenis aan het Leiden University Centre for the Arts in Society. Bussels: ‘Voor het komend jaar staan nog meer fascinerendere lezingen gepland, zoals de Paris Talks in februari. In het eerste semester van het volgend academische jaar gaan we weer volop van start met de Museum Talks!’

En goed nieuws voor de geïnteresseerden: de eerste datum staat al vast. Op 5 november om 17:00 uur zullen de befaamde wolkunstenares Claudy Jongstra en de Groningse hoogleraar Ann-Sophie Lehmann een duo-lezing geven naar aanleiding van de tentoonstelling van Claudy Jongstra die op dat moment in de Lakenhal te zien zal zijn.’

Op de hoogte blijven van de activiteiten van docenten en studenten van Kunstgeschiedenis? Volg de Leiden Art History Blog.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.