
Charlotte Vrendenbarg
Universitair docent
- Naam
- Mr. C.J.S. Vrendenbarg
- Telefoon
- +31 71 527 7669
- c.j.s.vrendenbarg@law.leidenuniv.nl
Charlotte Vrendenbarg is sinds 1 april 2011 verbonden aan de sectie IE van het Instituut voor Privaatrecht, afdeling Ondernemingsrecht.
Charlotte Vrendenbarg (1981) is sinds 2011 verbonden aan de sectie IE van het Instituut voor Privaatrecht, eerst als PhD-candidate en sinds 2017 als universitair docent.
Charlotte is in 2006 afgestudeerd in de richting Ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden. Vervolgens is zij 4,5 jaar werkzaam geweest als advocaat intellectueel eigendomsrecht in Amsterdam. In 2011 is Charlotte teruggekeerd naar haar alma mater, ditmaal om te werken aan een promotieonderzoek op het terrein van IE-procesrecht. Charlotte is op 1 februari 2018 gepromoveerd op het proefschrift Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken. Regelingen over proceskosten getoetst aan het EU-recht (promotoren: prof. mr H.J. Snijders en prof. mr D.J.G. Visser).
Charlotte doceert vakken op het terrein van IE in de masters Civiel Recht en Ondernemingsrecht. Daarnaast begeleidt zij bachelor- en masterscripties over IE en scripties in de Advanced Master ICCL. Charlotte heeft verschillende artikelen geschreven over onderwerpen op het snijvlak van IE en (Europees) procesrecht. Haar onderzoeksterrein bestrijkt daarnaast het bedrijfsgeheimen(proces)recht.
Charlotte is lid van de Vereniging voor Industriële Eigendom (VIE) en de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP). Daarnaast is zij bestuurslid van het Trademark Law Institute (TLI) en redacteur van het tijdschrift Intellectuele Eigendom en Reclamerecht (IER).
Proefschrift Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Procedures over intellectuele eigendomsrechten kunnen kostbaar zijn. Geschillen over inbreuk op IE-rechten zijn vaak grensoverschrijdend en complex, in zowel feitelijk als juridisch opzicht. De opsporing van inbreukmakers, de vergaring van bewijs van inbreuk, de beoordeling van de beschermingsomvang van het betreffende IE-recht en het onderzoek naar prior art of het zogenaamde Umfeld zijn voorbeelden van specifieke, tijdrovende werkzaamheden in IE-zaken. De kosten voor bijstand door een (gespecialiseerde) advocaat kunnen dan ook hoog oplopen. Op grond van de algemene regels die van toepassing zijn in civiele procedures kunnen de advocaatkosten slechts tot een gering, forfaitair vastgesteld bedrag worden verhaald op de verliezende wederpartij. Ten grondslag aan het stelsel van forfaitaire kostenvergoeding ligt de gedachte dat het risico op een omvangrijke kostenveroordeling de toegang tot de rechter te zeer zou beperken. In procedures over handhaving van IE-rechten geldt sinds 1 mei 2007 de bijzondere proceskostenbepaling van art. 1019h Rv. Deze bepaling maakt een veroordeling in de werkelijk gemaakte, redelijke en evenredige kosten van de winnende partij mogelijk. Aan het artikel, dat de ruimhartige implementatie van art. 14 van de Handhavingsrichtlijn vormt, ligt de gedachte ten grondslag dat het vooruitzicht van een reële kostenvergoeding de toegang tot de rechter zou verruimen voor IE-rechthebbenden. Tevens zou van het risico op een omvangrijke kostenveroordeling een afschrikkend effect uitgaan op (potentiële) inbreukmakers. De ruime, zo niet volledige proceskostenveroordeling en de keuzes die zijn gemaakt rond de implementatie en uitleg van de bepaling in de Nederlandse context hebben consequenties voor de toegankelijkheid van de rechter in IE-zaken.
Centraal in het proefschrift staat de vraag, in hoeverre de Nederlandse implementatie, uitleg en toepassing van art. 14 Handhavingsrichtlijn in Nederland verenigbaar zijn met EU-recht. Om de conformiteit met het EU-recht te kunnen beoordelen wordt in de eerste plaats het beoordelingskader geschetst waaraan nationale regelingen over proceskosten moeten voldoen. Op basis van uitgebreid literatuur- en jurisprudentieonderzoek wordt onderzocht hoe de proceskostenregeling wordt uitgelegd en toegepast in de Nederlandse IE-praktijk. Tevens worden de (mogelijke) effecten van art. 1019h Rv op het procedeer- en schikkingsgedrag van partijen in IE-geschillen belicht. Daartoe worden de op basis van rechtsvergelijkend en rechtseconomisch onderzoek verkregen inzichten gekoppeld aan anekdotisch bewijs van de werking van art. 1019h Rv in de praktijk. Richting het slot wordt onderzocht hoe de implementatie, uitleg en toepassing van de proceskostenregeling zich verhouden met het EU-recht en zullen concrete aanbevelingen worden gedaan ter bevordering van een meer EU-conforme proceskostenregeling in IE-zaken. De resultaten van het onderzoek zullen ten slotte tevens worden aangewend om de EU-conformiteit van de forfaitaire kostenvergoeding in civiele procedures in het algemeen te analyseren.
Universitair docent
- Faculteit Rechtsgeleerdheid
- Instituut voor Privaatrecht
- Ondernemingsrecht
- Rechter-plaatsvervanger
- Bestuurslid
- Redacteur wetenschappelijk tijdschrift Intellectuele Eigendom en Reclamerecht
- Auteur Tekst & Commentaar Wet bescherming bedrijfsgeheim
- Incidenteel docent (PAO) voor advocaten en andere juristen