
Maakt Geert Wilders zich schuldig aan opruiing?
In de media
Geert Wilders verzet zich tijdens zijn campagne fel tegen asielzoekerscentra. Hoogleraar Straf- en strafprocesrecht Marloes van Noorloos sprak met het Reformatorisch Dagblad over of de politicus zich hierbij schuldig maakt aan opruiing: ‘De uitspraken refereren niet duidelijk aan geweld.’
‘Het gemeentebestuur moet vanavond geen asielzoekerscentrum (azc) toelaten. En als ze dat wel doen, is de tijd dat we dat accepteren wat mij betreft voorbij’, deze woorden sprak Geert Wilders tijdens zijn campagnetour in Zwolle. Peter Snijders, burgemeester van Zwolle, vond het taalgebruik van Wilders opruiend en sprak zich hierover uit tegen De Telegraaf. Kan het optreden van de PVV-voorman in Zwolle aangemerkt worden als opruiing?
Op grond van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht is er sprake van opruiing wanneer iemand anderen aanzet tot het plegen van strafbare feiten of tot gewelddadig verzet tegen het openbaar gezag. Volgens Van Noorloos is dat in dit geval moeilijk vast te stellen, omdat het niet duidelijk is wat Wilders met het ‘niet accepteren’ bedoelt. Dit zou een ander geval zijn als zijn uitspraken gedaan werden in een meer gewelddadige context. Als voorbeeld noemt de hoogleraar de situatie in Coevorden, waar inwoners door brandstichting de komst van een azc wisten te voorkomen. ‘Die achtergrond zou mogelijkerwijs een opening bieden, maar de uitspraken van Wilders refereren niet duidelijk aan geweld.’
Meer weten?
Lees het volledige artikel van het Reformatorisch Dagblad (€)