Burgerschapsonderwijs
Burgerschap versterken binnen elk schoolvak
De basisvaardigheden voor burgerschap bestrijken brede terreinen, teveel om te leren in een apart vak burgerschap of losse projecten. Een school die kiest voor doelgericht en duurzaam leren kiest daarom ook voor versterken van burgerschapsdoelen via de schoolvakken en in vakoverstijgende projecten. Dat kan door perspectiefgericht onderwijs. Dat staat hier centraal.
Wat is burgerschapsonderwijs?
Burgerschapsonderwijs is een kernopdracht van algemeen vormend onderwijs (primair en voortgezet onderwijs en mbo). Burgerschapsonderwijs geeft leerlingen kennis en vaardigheden waarmee ze de wereld van nu en in de toekomst kunnen begrijpen, hun plaats daarin vinden en - samen met anderen - meehelpen aan een diverse en democratische samenleving in een gezonde wereld.
Het ICLON staat voor een geïntegreerde aanpak. Daarbij wordt burgerschapsonderwijs niet geparkeerd in een apart vak, maar gedurende de hele schoolloopbaan zoveel mogelijk geïntegreerd in schoolvakken via perspectiefgericht onderwijs.
Verdieping
Elk vak levert leerlingen bij dat vak passende basiskennis en ‘brillen’ (perspectieven, benaderingswijzen, denkwijzen) om systematisch en geïnformeerd te kijken naar de wereld om hen heen en naar hun eigen rol daarin. Veel van deze ‘brillen’ zijn beschreven in de nieuwe kerndoelen en in domein A (Vaardigheden) van de bestaande examenprogramma’s. In de praktijk leidt dat niet vanzelf tot onderwijs dat voor leerlingen samenhangend en relevant is. Bijvoorbeeld doordat deze ‘vaardigheden’ worden ervaren als ‘trucjes voor de toets’. Of doordat samenhang tussen vakken niet duidelijk is en er nog onvoldoende koppeling is met hun leefwereld.
Met perspectiefgericht onderwijs leren leerlingen
- Systematisch én zelf vragen stellen over allerlei onderwerpen en hierbij (kritisch) antwoorden zoeken;
- Verbanden tussen onderwerpen zien;
- Verdiepen en verbreden (in de leerstof of bijvoorbeeld het profielwerkstuk en vakoverstijgende projecten);
- Hun eigen interesses en talenten ontdekken.
De perspectiefgerichte benadering helpt docenten systematisch en zonder ingrijpende veranderingen
- Reguliere lessen te ontwerpen met gelijktijdige aandacht voor vakdoelen en burgerschapsdoelen;
- Kleine en grote vakoverstijgende programma’s ontwikkelen rond maatschappelijke vraagstukken.
Met deze systematische aandacht voor burgerschap binnen de schoolvakken creëren we duurzame kansen voor leerlingen om nu en in de toekomst zelf te kijken naar maatschappelijke vraagstukken met de op school geleerde kennis en vaardigheden. Daardoor kunnen leerlingen meer relevantie ervaren van wat ze op school leren.
Lesvoorbeelden
Reguliere aanpak zonder aandacht voor burgerschapsdoelen
De docent legt uit hoe in de prehistorie jagers-verzamelaars overgingen op landbouw. Daarna maken leerlingen opdrachten uit het boek. Deze gaan vaak over de tijd en plaats waar dit gebeurde en over de verschillen tussen beide samenlevingen, bijvoorbeeld aan de hand van reconstructietekeningen. Het onderwerp wordt afgesloten met het bespreken van de antwoorden op de opdrachten uit het boek.
Typering les: geen duidelijke centrale vraag (of die is er wel, maar het boek besteedt ook veel aandacht aan andere zaken); alleen leerdoelen in de blauwe cirkel; docentgestuurd/ leerboekgestuurd.

Aanpak met aandacht voor burgerschapsdoelen (en taaldoelen)
Bij het ontwerpen kiest de docent voor een centrale vraag, die als kapstok kan dienen en uitnodigt tot nadenken en onderzoeken. De docent kiest voor één bepaald aspect van het historisch perspectief (ook wel historisch denken en redeneren genoemd). De keuze wordt bepaald door:
- Het curriculum: in het begin van de brugklas wil de docenten leerlingen expliciet laten kennismaken met historisch denken en redeneren, in dit geval met de complexiteit van het denken over veranderingen, meer specifiek over revolutie. En de docent wil werken aan taaldoelen. De docent had ook kunnen kiezen voor bijvoorbeeld causaal redeneren of de vraag hoe we bij gebrek aan geschreven bronnen toch denken te weten hoe mensen tijdens de landbouwrevolutie leefden. Dat leidt tot - deels - andere lessen.
- De actualiteit: in een tijd waarin belangrijke politici geneigd zijn om snelle en eenvoudige oplossingen te bieden voor complexe problemen, kunnen voorbeelden uit het verleden helpen om te begrijpen dat veranderingen vaak veel tijd vergen en dat niet alles alleen maar verandert. Dat kan bijdragen aan de veerkracht van leerlingen en aan realiteitszin van toekomstige kiezers in een democratische samenleving.
De centrale vraag wordt: Verandert alles bij de landbouwrevolutie en is dat een verbetering of verslechtering? (de docent kan ook kiezen voor alleen het eerste deel van de vraag)
Leerlingen wordt gevraagd in een minuut op een wisbord te tekenen waaraan zij denken bij het woord ‘verandering’. De leerlingen lichten hun tekeningen toe en de docent schrijft de bij de getekende verandering horende woorden op het bord. Dat zijn woorden over het type verandering (revolutie-evolutie- ontstaan- metamorfose-verhuizen-groei-ontstaan etc.) en kwalificaties (vooruitgang of achteruitgang, verlies, winst, langzaam, snel etc.). Vervolgens zoeken de leerlingen in de schoolboektekst en reconstructietekeningen naar verschillen en overeenkomsten tussen beide levenswijzen. De docent noteert de bevindingen op het bord en vraagt in een klassikaal onderwijsleergesprek welke woorden daarbij horen. Daarbij ontdekken de leerlingen dat niet alles in een keer verandert, dat er ook sprake is van continuïteit en dat sommige veranderingen zowel positieve als negatieve effecten kunnen hebben. Als er nog tijd is - of in een volgende les, al dan niet bij een ander onderwerp - kan de docent de leerlingen vragen om vanuit deze kennis en perspectieven na te denken over een verandering in hun eigen tijd. Met beperkte tijd kan de docent de focus beperken tot vergelijkingen op een bepaald aspect (economisch, politiek, cultureel, ecologisch).
Typering les: leerdoelen in de blauwe cirkel, de gele cirkel (leren over de complexiteit van continuïteit & verandering) en groene cirkel (leven in een veranderende wereld); leerlingen worden uitgedaagd tot vragen stellen en aan het denken gezet; meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Reguliere aanpak zonder aandacht voor burgerschapsdoelen
De docent legt uit hoe na de eerste fase van de Franse Revolutie er een fase komt waarin meer radicale burgers de macht grijpen en overgaan tot terreur. Daarna maken leerlingen bijbehorende opdrachten uit het boek. Deze zijn deels tekstverklarend van aard, soms zijn er vragen bij bronnen met een sterkere en minder sterke relatie met het onderwerp. Sommige gaan over betrouwbaarheid en representativiteit, andere over verschillende visies. Meestal is maar een antwoord juist. Het onderwerp wordt afgesloten met het bespreken van de antwoorden op de opdrachten uit het boek.
Typering les: geen duidelijke centrale vraag (of die is er wel maar het boek besteedt ook veel aandacht aan andere zaken); vooral leerdoelen in de blauwe cirkel; verbrokkelde en terloopse aandacht voor leerdoelen in de gele cirkel; docentgestuurd/leerboekgestuurd.

Aanpak met aandacht voor burgerschapsdoelen
Bij het ontwerpen kiest de docent voor een centrale vraag, die als kapstok kan dienen en uitnodigt tot nadenken en onderzoeken. De docent kiest voor één bepaald aspect van het historisch perspectief (ook wel historisch denken en redeneren genoemd). De keuze wordt bepaald door:
- Het curriculum: in dit leerjaar is nog weinig aandacht geweest aan het aspect ‘moreel oordelen’ en dit onderwerp leent zich daar goed voor. Bovendien wil de docent de Verlichtingsidealen als een rode draad door het grotere thema van de Franse Revolutie laten lopen.
- De actualiteit: in landen om ons heen worden mensen gevangen gezet of gedood als hun ideeën afwijken van die van degenen die aan de macht zijn. Dat wordt gepresenteerd als een legitieme reden, in het belang van de gemeenschap.
De docent kiest daarom als centrale vraag: Mag een staat geweld gebruiken tegen de eigen burgers om de idealen te bereiken?
Hoe komt het dat in deze fase van de revolutie voormalige vrienden elkaars vijanden worden en de een de ander laat doden, is een andere vraag, die leidt tot een deels andere les over hetzelfde onderwerp. In dat geval ligt de focus op causaal redeneren, als deelaspect van het historisch perspectief.
De docent begint met een kort verhaal over de executie van de populaire revolutieleider Danton in Parijs in april 1794 en vraagt aan de leerlingen of zij deze executie wettig vinden.
Vervolgens laat de docent de leerlingen een uitspraak van Robespierre lezen en vraagt de leerlingen te kijken met de ‘bril van goed en kwaad’: mag een staat in het belang van idealen eigen burgers doden? Waarom wel of niet?
Wij willen een maatschappij waarin alle slechte gedachten worden onderdrukt en waarin alles gericht is op de eer van het vaderland. Het vaderland zorgt voor elke onderdaan en iedereen zal met trots genieten van de voorspoed van het vaderland waarin iedereen zich groots Fransman voelt. Wij willen in ons land rechtvaardigheid, plichtsgevoel, redelijkheid, trots, moed en geluk.
Het goede van een regering is goed in regeringstijd en het goede van de terreur is goed in revolutietijd. De terreur is niets anders dan de onmiddellijke en strenge rechtvaardigheid; zij is een noodzakelijk gevolg van de situatie in het vaderland.
Robespierre, 1794
Hulpvragen kunnen zijn:
- Welke idealen verwoordt Robespierre in april 1794 en welke waarden zitten daar achter?
- Waarin verschillen die idealen en waarden met die van de verlichte idealen van revolutionaire leiders als Danton in 1789?
- Robespierre vindt in 1794 dat hij zijn vroegere medestrijder mag doden als gevolg ‘van de situatie in het vaderland’. Hoe is die situatie? En wat is er sinds 1789 veranderd? (Dit lijkt een vraag over causaal redeneren, maar schetst vooral de context waarin dit gebeurt en is daarom wel relevant om te stellen.)
- Mag een staat mensen doden om de idealen? Waarom wel en waarom niet?
Daarna vergelijken de leerlingen de situatie in Frankrijk 1794 met een actuele situatie in Nederland/buitenland/begrip rechtsstaat.
Typering les: leerdoelen in de blauwe cirkel, de gele cirkel (leren over moreel oordelen toen en nu) en groene cirkel (de grenzen van het geweldsmonopolie van een staat); leerlingen worden uitgedaagd tot vragen stellen en aan het denken gezet; meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Reguliere aanpak zonder perspectieven als ‘gereedschapskist’
Elk vak kijkt vooral vanuit de inhoud wat de bijdrage kan zijn of er is vooral aandacht voor het proces, voor samenwerken, presenteren, deadlines et cetera. Docenten bedenken bij elk vak opdrachten voor leerlingen om uit te voeren bij het lesmateriaal of leerlingen krijgen heel vrije opdrachten zonder veel sturing, waardoor nogal wat leerlingen lastig aan het werk te krijgen zijn of verdwalen in het zoeken naar informatie. Het project wordt vooral gezien als ‘extra’; de link met de reguliere leerstof is niet altijd helder.
Bij beoordeling van de opdrachten ligt een groot accent op proces, samenwerken en presenteren en minder op inhoudelijke kwaliteit.
Aanpak met perspectieven als gereedschapskist
De docenten/vaksecties die meedoen aan dit vakoverstijgende project stemmen vooraf af wie wat gaat doen en ze kiezen ervoor om leerlingen ieder vanuit hun eigen vak naar netcongestie te laten kijken. Ze stemmen daarbij af over belangrijke concepten en (deel)perspectieven (of onderdelen van de ‘vakbrillen’), die relevant zijn voor dit thema en passen bij het niveau van de leerlingen.
De leerlingen krijgen een concreet probleem voorgelegd rond netcongestie in de omgeving van de school. Vanuit de basisvragen bij verschillende vakperspectieven en bijbehorende relevante kennis en begrippen gaan zij met dat probleem aan de slag: wat zijn oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen? Zo kan er bijvoorbeeld worden gekozen van economisch, politiek, technologisch, natuurkundig, ecologisch, wiskundig, geografisch, historisch en/of cultureel perspectief. Afhankelijk van de onderwijsstijl van de school, het niveau van de leerlingen, de beschikbare hoeveelheid tijd en middelen etc. kan worden gekozen voor meer en minder sturing door de docenten, meer of minder vakperspectieven, eenvoudiger of complexer leermateriaal, lesgebonden uren of projectgebonden uren et cetera.
Het gebruik van de vakperspectieven vergemakkelijkt afstemming binnen een project, voor docenten en voor leerlingen. Leerlingen ervaren steun vanuit de vakperspectieven en zij leren dat complexe problemen (wat maatschappelijke problemen altijd zijn) vragen om een meer dan eenzijdige benadering. Ook ervaren zij dat hun schoolse kennis en vaardigheden bruikbaar zijn in het leven buiten de school, wat de motivatie kan verhogen.
Bij formatieve en summatieve feedback is er vanzelfsprekend aandacht voor kennis, inzicht, denken vanuit vakperspectieven en daardoor een evenwichtiger balans met aandacht voor vakoverstijgende vaardigheden als taalgebruik, presenteren, samenwerken, proces.
Hoe pas je burgerschapsonderwijs toe in je lespraktijk?
- Denk aan de gangbare aandachtspunten voor het ontwerpen van een goede les:
- Wat is de kernvraag van deze les?
- Welke begrippen, regels, inzichten et cetera hebben leerlingen echt nodig om deze vraag te beantwoorden?
- Welk concreet voorbeeld of concrete taak gebruik ik om hun voorkennis op te roepen en hun nieuwsgierigheid te prikkelen?
- Bij wat of wie en hoe krijgen ze instructie en antwoorden?
- Hoe gaan we (docent/leerling) na in hoeverre de doelen zijn bereikt?
- Maak gebruik van één of meer (vak)perspectieven om te komen tot de centrale vraag.
- Laat leerlingen een actieve rol vervullen in de les en leer hen om zelf vragen te stellen en antwoorden te vinden met hulp van de (vak)perspectieven.
- Besteed aandacht aan het ‘hoe en waarom’ van onderwerpen. Leg expliciet verbinding tussen de bestaande leerstof in het lesmateriaal en een relevant maatschappelijk probleem.
- Maak afspraken over vakoverstijgende projecten, waarbij leerlingen leren om geïntegreerd vanuit verschillende perspectieven en vakconcepten te kijken naar maatschappelijke kwesties. De vakperspectieven zorgen voor overzicht, herkenbaarheid, afstemming.
- Kies bij vakoverstijgende projecten bij formatieve en summatieve feedback voor een juiste balans tussen aandacht voor vakoverstijgende doelen als proces, samenwerken, taalgebruik, presenteren etc. en aandacht voor vakinhoud en vakvaardigheden. De perspectieven kunnen daarbij helpen.
- Bovenberg, L. (2023). Burgerschap en duurzaamheid in het economieonderwijs: Over verbinding, betekenis en geluk. Tilburg University.
- Janssen, F.J.J.M. (2022). De burgerschapsvorming-paradox. Didactief online
- Janssen, F.J.J.M., Hulshof, H. & Van Veen, K. (2019). Wat is echt de moeite waard om te onderwijzen? Een perspectiefgerichte benadering. Leiden: StudioSB.
- Fred Janssen, Jan Dirk Imelman, Wilna Meijer en Piet van der Ploeg (2024). Onderwijs op koers houden: Een pedagogisch-didactisch kompas. SWP
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2025) Infographic Burgerschapsonderwijs. September 2025
- Nieuwelink, H. (2021) Burgerschap-en-sociaal-emotioneel-leren. Stichting School en Veiligheid en PO-Raad
- Nieuwelink, H. & Teegelbeckers, J. (2024). Vormgeven van burgerschapsonderwijs in de klas. Onderwijskennis.nl (NRO)
- Ploeg, P. van der (2024). Burgerschap kan best kennisrijk, zakelijk, kritisch en reflexief
- SLO (2025) Definitieve conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid. Juli 2025
- Wilke, M., Depaepe, F., & Van Nieuwenhuyse, K. (2023) 'Historisch denken bevorderen bij leerlingen in het secundair geschiedenisonderwijs een interventie-onderzoek naar disciplinaire en burgerschapseffecten in Vlaanderen'. In Dimensies.nu februari 2023