Universiteit Leiden

nl en

VT Wonen van vroeger: ‘Kamerbehangers waren de interior designers van de achttiende eeuw’

Wie tegenwoordig een nieuwe uitstraling voor de woonkamer wil, kijkt een woonprogramma of koopt een interieurtijdschrift. In de achttiende eeuw gingen mensen naar een kamerbehanger. Die voorzag je van nieuwe wandbekleding, gordijnen en de broodnodige accessoires. Promovenda Aagje Gosliga dook in hun wereld.

‘Kamerbehangers zorgden voor wat destijds ‘beklede meubelen’ werden genoemd’, legt Gosliga uit. ‘Dat zijn ledikant- en raamgordijnen, maar ook wandbespanning, korte gordijntjes voor de schoorsteen, bekleding van stoelen, tapijten… Heel veel textiel dus, maar ze verkochten ook andere meubelen, kandelaren en spiegels.’

Een kamerbehanger kon dus zorgen voor een complete make-over van een woning. Gosliga: ‘Zeker naarmate de achttiende eeuw vordert, zie je dat ze steeds meer interieurontwerpers worden, waar je je hele inrichting kon laten doen.’ De vraag is alleen hoe vaak dat in Nederland gebeurde. ‘Tot nu is in Nederland altijd het Engelse onderzoek naar kamerbehangers een beetje nagepraat’, legt Gosliga uit, ‘maar in Engeland heb je al die dukes en counts die complete interieurs bestelden. Dat gebeurde in de Republiek veel minder.’

Puzzelen in archieven

Geen complete interieurs dus, maar wat deden de Nederlandse kamerbehangers dan wel? Die vraag blijkt een paar honderd jaar later lastig te beantwoorden. Veel van hun werk is vervangen door modernere interieurtrends en ook hun namen zijn in de vergetelheid geraakt. ‘Vaak kom je in kasboekjes alleen een naam tegen met een bedrag erachter, dan weet je niet of meneer Smit een kamerbehanger was of iets anders’, zegt Gosliga.

Door zorgvuldig archieven uit te pluizen, is het haar in haar promotieonderzoek gelukt om meer dan 220 kamerbehangers te vinden die actief waren in Den Haag, Amsterdam en Haarlem. ‘Ik houd ontzettend van archiefonderzoek doen en dat is maar goed ook, want dit was een enorme puzzel’, lacht Gosliga. ‘De kamerbehangers hadden geen bedrijfsarchief of eigen gilde, dus ik heb op veel plekken moeten zoeken. Elke keer als er een balletje ging rollen, kon ik weer in andere bronnen gaan zoeken wat iemand deed en hoelang dat duurde. Dat heeft geleid tot een flinke database. Ik hoop dat dit voor anderen een springplank kan zijn naar verder onderzoek.’

Van de Bastille naar Haarlems stadspaleis

Gosliga’s persoonlijke favoriet daaruit is de Fransman Joseph Cuel. ‘Een van de leukste dingen die ik heb gevonden, is dat hij betrokken was bij de Franse Revolutie’, vertelt Gosliga. ‘Na de bestorming van de Bastille is hij een van de personen die de kostbaarheden van de vermoorde gouverneur inlevert bij de politie, maar vervolgens wordt het hem te heet onder de voeten en vertrekt hij naar de Republiek. Hier krijgt hij het meteen aan de stok met het meubelmakersgilde in Amsterdam, omdat hij zonder hun toestemming buitenlandse meubelen invoert.’

Het weerhoudt Cuel er niet van om furore te maken. Zo is hij onder meer betrokken bij de inrichting van het stadspaleis Huis Barnaart in Haarlem in 1808, nu museumhuis. ‘Dat huis heeft een van de weinige stoffen behangsels die nog op de plek hangt waarvoor het gemaakt is. Als je daar bent, krijg je even een indruk hoe het echt moet zijn geweest. Dat is heel bijzonder.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.