Universiteit Leiden

nl en

De nadelige gevolgen van antiterrorismebeleid in Europa

‘Het is goed en belangrijk dat we beleid hebben om terrorisme te voorkomen’, zegt Francesco Ragazzi, universitair hoofddocent internationale betrekkingen verbonden aan het Instituut Politieke Wetenschap. ‘Maar de manier waarop het beleid wordt ontworpen en geïmplementeerd kan onbedoelde gevolgen hebben. Bijvoorbeeld wanneer docenten gevraagd wordt radicalisering te melden.’

Dit is een artikel in een serie over samenwerkingsverbanden en maatschappelijke impact. 

Francesco Ragazzi is een van experts die advies geeft aan de Raad van Europa op het gebied van (anti)radicalisering. Daarnaast werkt hij, in opdracht van het Europees Parlement, samen met andere Europese onderzoekers aan rapporten over de gevolgen antiterrorismebeleid. Het huidige antiterrorismebeleid gaat ervan uit dat terrorisme niet alleen een politiek of criminaliteitsprobleem is, maar ook een sociaal probleem waar sociale oplossingen voor nodig zijn. Daarom worden er maatschappelijk werkers, zorgverleners en leraren bij betrokken. ‘Maar de manier waarop die beroepsgroepen betrokken worden bij het huidige antiterrorismebeleid kan nadelige gevolgen hebben voor fundamentele mensenrechten, zoals privacy, godsdienstvrijheid en vrije meningsuiting,’ zegt Ragazzi. 

Melden van radicalisering

Alle landen die deel uitmaken van de Verenigde Naties zijn gevraagd om antiterrorismebeleid in te stellen. Zo is het in het Verenigd Koninkrijk sinds 2015 wettelijk verplicht voor leraren om tekenen van radicalisering te melden. In Nederland, Denemarken en Frankrijk is er geen meldingsplicht, maar doen veel docenten dit wel. In Frankrijk bestaat een meldpunt voor radicalisering. ‘De databank van dat meldpunt bevat meer dan 20.000 namen, waarvan ongeveer een kwart gerapporteerd is door mensen die werken in het onderwijs’, vertelt Ragazzi.

Vertrouwensband

'Maar docenten en belangengroepen in het Verenigd Koninkrijk hebben juist kritiek op dit beleid’, vertelt Ragazzi. Dat vindt hij niet verrassend. 'Als je politietaken geeft aan mensen die geen politieagenten zijn, dan ontstaan er problemen. Docenten of zorgverleners moeten een vertrouwensband opbouwen met mensen met wie ze werken. Door het huidige antiterrorismebeleid is het plots de taak van deze beroepsgroepen om anderen te wantrouwen en een sfeer van achterdocht te creëren. Door die tegenstrijdigheid kunnen ze hun werk niet goed doen.

‘De meeste leraren waar ik mee spreek, voelen zich verantwoordelijk en vrezen dat ze tekenen van radicalisme missen waardoor er iets gebeurt op hun school. Maar ze maken zich ook zorgen om hun leerlingen’, vertelt Ragazzi. Als ze iemand onterecht aangeven dan kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor de leerling en diens familie.

Kritische houding aanleren

In de rapporten adviseren Ragazzi en zijn collega’s daarom andere manieren waarop docenten kunnen bijdragen aan antiterrorismebeleid. ‘Ze kunnen leerlingen leren kritisch te zijn en valse geruchten en nepnieuws te herkennen,’ legt hij uit. Ook kunnen docenten hun leerlingen begrip bijbrengen over culturele verschillen. ‘Zo zetten ze hun eigen vaardigheden in zonder de vertrouwensband te breken.’

Mochten docenten zich zorgen maken om radicale neigingen van een leerling dan zou het volgens Ragazzi goed zijn als ze niet direct aangifte hoeven te doen. ‘Ze zouden met een tussenpersoon van een veiligheidsinstantie moeten kunnen overleggen, eventueel zonder de naam van de leerling te noemen.’ In Antwerpen en Noorwegen bestaan dergelijke meldpunten al. ‘Het is het werk van agenten en inlichtingendiensten om iedereen te wantrouwen, niet van docenten.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.