Universiteit Leiden

nl en

Nieuw boek ‘Privaatrecht en markt’

Onlangs verscheen het boek ‘Privaatrecht en markt’ van Willem van Boom, hoogleraar civiel recht te Leiden.

We vroegen hem om iets te vertellen over het boek, te beginnen met de ondertitel: ‘Hoe het vermogensrecht onze marktsamenleving faciliteert en geleidt’. Wat bedoel je daarmee? Van Boom: “Het boek wil laten zien dat je ons contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht en goederenrecht, kunt zien als een onderdeel van een groter geheel – het deel van het recht dat markten regelt. Dat wil zeggen: recht dat de voorwaarden schept voor onze kapitalistische marktwerking, dat de scherpe kantjes van die markt afhaalt en dat mensen in staat stelt om hun voorkeuren na te streven door economische beslissingen te nemen. Die regels faciliteren maar sturen soms ook bij, en verbieden ook bepaalde foute transacties of praktijken. Die regels geleiden dus ook marktgedrag. Ik zie het privaatrecht in dat opzicht als een onderdeel van dat grotere geheel.”

Waarom dit boek?
“Ik was al langere tijd ontevreden over hoe we privaatrecht doceren in Nederland. Als een soort losstaand regelsysteem dat geïsoleerd bestudeerd en begrepen kan worden. Ik vind dat een verkeerde voorstelling van zaken. In mijn ideale curriculum voor privatisten zou dus ook een verplichte portie mededingingsrecht maar ook wetgevingsleer en beleidsleer zitten; zo leer je hoe markten worden gevormd door wetgeving en stakeholders. Dat is belangrijk, want te veel privatisten worden nog opgeleid met het idee dat de civiele kamer van de Hoge Raad het alfa en omega van rechtsvorming in het civiele recht is. Natuurlijk is dat een heel belangrijke speler, maar er is meer. Gelukkig is er de laatste decennia toenemende aandacht van beïnvloeding van privaatrechtelijke kernleerstukken door bijvoorbeeld het EU-recht, dus basale ideeën over marktinrichting sijpelen zeker door, en ik hoop dat dit boek de contextualiteit van het privaatrecht nog wat verder benadrukt. Maar er komen ook onderwerpen aan de orde als zelfregulering en wetgevingsevaluatie. En het onderzoekt hoe je als wetenschapper kunt beoordelen of een rechtsregel ‘goed’ is voor de markt of niet.”

Dat klinkt ambitieus. Hoe heb je het aangepakt?
“Dit boek is het resultaat van ongeveer 15 jaar masteronderwijs in verschillende faculteiten en van een onderzoekssabbatical. Van rudimentaire ideeën naar een uitgewerkte lijn, dat heeft me veel moeite gekost. Ik heb elk jaar een stukje aangelegd aan de puzzel. Studenten vonden het soms maar onduidelijk geklets, wat ik ze voorlegde. Dat was eigenlijk bewust; het is eenvoudig om studenten het idee te geven dat alles duidelijk en coherent is in het recht, maar dat lijkt me kleuterisering. Het is helemaal niet duidelijk en netjes omlijnd wat je in de rechtswerkelijkheid aantreft. Gemopper over onduidelijkheid zegt dus misschien ook wel iets over de schijnzekerheid die we onze studenten gewoonlijk voorhouden. Mijn onderwijsmotto is dus ook: stel studenten de vragen waar je zelf het antwoord niet op hebt.”

Dat zullen ze niet altijd leuk vinden?
“Nou ja, je kunt niet iedereen te vriend houden, maar per saldo hoop ik dat het toch leerzaam is. Niet alleen voor studenten overigens. Zo had ik zelfs collega’s gespecialiseerd in financieel recht die verrast waren dat de kernvragen in hun vakgebied heel vergelijkbaar zijn met die in de regulering van voedselveiligheid, en dat je daarom vergelijkbare vragen kunt stellen over de rol van het aansprakelijkheidsrecht in die vakgebieden. Het boek is dus bedoeld voor masterstudenten, maar zeker ook voor mijn ‘peers’ in het vakgebied privaatrecht. Als het hun geesten weet te verruimen, is de missie geslaagd.”  

Het valt op dat in het boek allerlei actualiteiten verwerkt zijn, maar digitalisering is niet erg prominent aanwezig.
“Het is inderdaad geen boek over blockchain en zelfrijdende auto’s maar er zit wel het nodige Uber, Airbnb en Google in.  Het boek begon als verzamelingen casestudies, variërend van de zzp-problematiek, statiegeld op plastic flesjes tot aan wielklemmen op private parkeerplaatsen. Al die voorbeelden laten het grotere geheel zien: hoe een markt werkt of niet werkt, hangt óók af van hoe je als jurist de regels over marktgedrag opstelt. In dat opzicht is een actuele case zoals die van tech-reuzen niet heel veel anders dan die van de grote spoorwegmaatschappijen uit de 19e eeuw. Om dat punt te maken, heb ik  geprobeerd in het boek om actuele ontwikkelingen in een groter geheel te schetsen, zoals de ontwrichtende werking die platforms en tech-reuzen hebben op marktverhoudingen en sociale verhoudingen. Begrijp me niet verkeerd, ze brengen veel goeds aan de samenleving: ze bieden meerwaarde doordat ze zoekkosten verkleinen, het marktpotentieel van dienstverleners vergroten, de marktverhoudingen op een gezonde manier te verstoren. Maar er zijn ook duistere kanten: ze zijn namelijk ook vaak first mover en mede daardoor vaak monopolist in hun markt, met alle klassieke gedragspatronen die daarbij horen: tegenstanders opkopen, uitroken en dwarszitten, hun klanten met slimme truukjes vasthouden, minder machtige wederpartijen steeds bezwarender voorwaarden en prijzen opleggen. Wat de agri-sector al jaren aan supermarkten verwijt, zien we bij platforms en techreuzen in een nog veel sterkere mate. En daar blijft het niet bij. Denk aan de negatieve externaliteiten die platforms als airbnb in steden teweegbrengen; de reactie van lokale, nationale en internationale wetgevers is langzaam en nogal geografisch beperkt. Die actualiteiten zitten in het boek om te laten zien dat die marktproblemen overal kunnen ontstaan waar geen tegenwicht aan ongebreidelde contractsvrijheid wordt geboden.  In die zin zijn het eigenlijk ‘evergreens’, die actualiteiten – de schaal en vorm verschillen maar in de kern zijn het allemaal vragen van marktinrichting en dus regulering.”

Is het boek dan eigenlijk wel Leids te noemen?
“Hangt van je associatie af die het woord “Leids” bij je oproept. Bij mij roept die associatie vooral op: volg je onderzoekershart en bewandel nieuwe paden, in de breedte of de diepte, als het maar kwaliteit heeft. En vergeet niet: mijn promotor Spier was gepromoveerd in Leiden en diens promotor was de Leidse hoogleraar Bloembergen. Dus als ik maar een fractie van hun Leidse brille heb geërfd, dan ben ik al dik tevreden. Het boek past trouwens ook prachtig in de privaatrechtelijke onderzoekslijn die met name Alex-Geert Castermans de afgelopen tien jaar heeft uitgezet, namelijk veel aandacht in onderzoek en onderwijs voor meerlagigheid en interactie met andere gebieden van het recht. En het past ook heel erg goed in de onderzoekslijn die nu onder leiding van Helen Pluut vorm krijgt, naar de verhouding tussen markt, gedrag en regulering. Dus laat ik zeggen: het boek is enorm Leids.”

Waar je boek helemaal niets over zegt, is de Corona-crisis…
“Ja, dat is een speling van het lot. Het boek is in januari in productie genomen door de uitgever en is nu uitgekomen. En intussen is de wereld dramatisch veranderd. Het is dus misschien wel het laatste boek over deze materie “B.C.”, before corona. Dus misschien gaat het wel de archieven in als een boek dat bij verschijning al achterhaald was. Ik denk dat dát wel zal meevallen, want wat de blijvende veranderingen in het recht zijn die de pandemie teweegbrengt, is nog maar moeilijk te voorspellen. En wie weet, iets voor een volgend boek…”

W.H. van Boom, ‘Privaatrecht en  - Hoe het vermogensrecht onze marktsamenleving faciliteert en geleidt’, Den Haag: Boom juridisch 2020

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.