De vrijheid van meningsuiting versus de bestrijding van discriminatie
beeld: Wikimedia Commons
Mogen politici alles zeggen? Waar ligt de grens, en wanneer kan het Openbaar Ministerie ingrijpen? Promovendus Jip Stam onderzocht de strafrechtelijke grenzen van het publieke debat. ‘Te snel ingrijpen kan de democratie en rechtsstaat in gevaar brengen', waarschuwt hij.
De ‘minder-Marokkanen’-uitspraak van Wilders
‘Willen jullie meer of minder Marokkanen?’, vroeg Geert Wilders aan het publiek dat aanwezig was bij een PVV-partijbijeenkomst op de avond van de verkiezingsuitslag in 2014. Het publiek reageerde met ‘minder, minder’, waarna Wilders zei: ‘nah dan gaan we dat regelen.’
Duizenden mensen deden aangifte van discriminatie, waarna het Openbaar Ministerie besloot de politicus te vervolgen. In 2020 werd Wilders uiteindelijk strafrechtelijk veroordeeld voor groepsbelediging. Dat oordeel hield ook bij de Hoge Raad stand. De hoogste rechter oordeelde dat Wilders met zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak ‘aanzette tot onverdraagzaamheid’ tegenover een bepaalde minderheid in Nederland. Als politicus had hij beter moeten weten, was in feite het oordeel.
Voor Stam vormde deze uitspraak van de Hoge Raad het startpunt voor zijn onderzoek naar de vrijheid van meningsuiting en de vraag wanneer hun uitspraken strafbaar kunnen zijn vanwege groepsbelediging of het aanzetten tot haat of discriminatie.’
De rol van politici in het maatschappelijk debat
Politici vervullen een bijzondere rol. Stam legt uit: ‘Zij zijn de gekozen volksvertegenwoordigers en moeten zich in die functie vrijuit kunnen uitspreken. Tegelijkertijd vertegenwoordigen zij alle Nederlanders – ook minderheden. Als zij negatief spreken over minderheden zoals mensen met een bepaalde huidskleur, afkomst of etniciteit, of hun recht om in Nederland te zijn, kan dat die groepen raken. Het recht op vrijheid van meningsuiting botst dan mogelijk met het recht om niet-gediscrimineerd te worden.’
'Politici komen vaak in de media en worden door veel mensen als voorbeeld gezien’
De bijzondere positie van politici brengt ook een extra verantwoordelijkheid met zich mee. Stam: ‘Hun woorden kunnen veel invloed hebben, juist omdat politici vaak in de media komen en door veel mensen als voorbeeld worden gezien.’
Politiek gemotiveerde vervolging
Politici moeten een balans weten te vinden tussen wat zij wel en niet zeggen. Wanneer zij een bepaalde groep aanvallen, begeven zij zich op glad ijs. Maar, waarschuwt Stam, zelfs als een uitspraak niet fraai is, betekent dat nog niet dat die ook strafrechtelijk ontoelaatbaar is. ‘Het is op zich begrijpelijk dat het strafrecht wordt ingezet om met goede bedoelingen minderheden te beschermen. Maar blijft een verstrekkend middel: de overheid grijpt in om ongewenst gedrag te bestraffen.’
Volgens Stam bestaat het risico dat de staat op willekeurige gronden meningsuitingen inperkt – bijvoorbeeld van politieke tegenstanders of van minderheden die de overheid op dat moment als ongewenst beschouwt. ‘Te snel ingrijpen kan de democratie en rechtsstaat in gevaar brengen.’
'De ‘minder-Marokkanen’-uitspraak zou in de Verenigde Staten niet strafbaar zijn geweest'
Stam: ‘Vanwege het risico op politiek gemotiveerde vervolgingen kunnen publieke uitlatingen in de Verenigde Staten bijvoorbeeld heel ver gaan. Eigenlijk zijn daar alleen uitingen strafbaar die direct aanzetten tot geweld.’ Hij stelt dan ook dat de ‘minder-Marokkanen’-uitspraak van Wilders in de Verenigde Staten niet strafbaar zou zijn geweest. ‘Pas als Wilders had gezegd “dan gaan we ze pakken” of iets dergelijks, zou een Amerikaanse rechter dat wellicht hebben beschouwd als het strafbare aanzetten tot geweld.’
De erfenis van de 9/11-aanslagen en de moorden op Fortuyn en Van Gogh
In Nederland is de vrijheid van meningsuiting dus minder ruim dan in de Verenigde Staten. Al bepaalt de tijdsgeest ook sterk wat strafbaar is: volgens Stam kan tegenwoordig meer gezegd worden dan vroeger. Hij herinnert aan de veroordeling van Hans Janmaat. ‘Dat ging heel ver; zo’n veroordeling zou nu niet meer zo snel zou plaatsvinden.’ In 1997 werd Janmaat, een rechts-nationalistische politicus die actief was in de jaren '80 en '90, veroordeeld voor het aanzetten tot discriminatie van buitenlanders wegens hun ras. Stam: ‘Dat was vanwege zijn uitspraak: “Wij schaffen, zodra wij aan de macht komen, de multiculturele samenleving af.”’
Sinds eind jaren negentig is de rechter als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen juist een heel stuk milder geworden, constateert Stam. ‘9/11 en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh zijn daarbij bepalend geweest’, zegt hij. ‘Fortuyn werd vermoord om zijn politieke standpunten, Van Gogh om zijn scherpe kritiek op de islam. Deze gebeurtenissen maakten het debat over de multiculturele samenleving scherper en benadrukten hoe belangrijk het is om vrijheid van meningsuiting te beschermen.’
Zo werd Wilders in 2011 aangeklaagd voor andere uitspraken over moslims. ‘Daarvan werd hij vrijgesproken, terwijl zijn uitspraken verder gingen dan die van Janmaat.’
Hoe de vrijheid van meningsuiting zich in de toekomst verder ontwikkelt, hangt mede af van hoe de maatschappij verandert. Stam: ‘Maar uiteindelijk beslist de politiek hoe de strafwet eruitziet. Mijn onderzoek laat zien dat het goed zou zijn die wet opnieuw te bekijken, zodat duidelijker wordt welke uitingen strafbaar zijn en welke niet.'
Stam verdedigde zijn proefschrift ‘Vrijheid van meningsuiting en de bestrijding van discriminatie in Nederland: een constitutioneel ontwikkelingsperspectief’ op 12 november 2025. Stam hield voor de verdediging een lekenpraatje, dat je hier leest. De uitgebreide lekensamenvatting van het proefschrift lees je hier (in het Engels).