Universiteit Leiden

nl en

Meer dan motoriek: onderzoek naar cognitieve en psychologische symptomen van Parkinson

Cognitieve achteruitgang en angst bij de ziekte Parkinson worden vaak pas laat herkend, ondanks hun grote impact. Onderzoek van Marit Ruitenberg richt zich op nieuwe tests en methodes om deze symptomen eerder en specifieker zichtbaar te maken.

Cognitief neuropsycholoog Marit Ruitenberg onderzoekt cognitieve achteruitgang en angst bij mensen met Parkinson. (Foto: Suédy Mauricio)

Bij Parkinson denken velen snel aan motorische klachten, zoals trillen of traag bewegen. Angst en cognitieve problemen worden vaak over het hoofd gezien, ook in de klinische praktijk. Terwijl ze grote invloed hebben op de levenskwaliteit. ‘Sommige mensen met Parkinson geven zelfs aan dat de cognitieve klachten hun kwaliteit van leven meer beïnvloeden dan de motorische symptomen,’ vertelt neuropsycholoog Marit Ruitenberg. Daarom onderzoekt ze hoe met tests en innovatieve methodes deze klachten vroegtijdig zichtbaar en behandelbaar gemaakt kunnen worden.

Oefeneffecten als voorspeller

Oefeneffecten zijn een bekend fenomeen in cognitieve tests: ‘Mensen worden beter omdat ze de test herkennen, of omdat ze weten hoe het vorige keer werkte.’ Door de meeste onderzoekers worden deze verbeteringen afgedaan als ruis. Toch blijkt uit Alzheimeronderzoek dat deze verbeteringen waardevolle informatie kunnen bevatten: hoeveel iemand vooruitgaat in een test, zegt iets over het cognitief functioneren.

Ruitenberg en haar collega’s onderzochten of deze oefeneffecten ook van waarde kunnen zijn in het voorspellen van cognitieve achteruitgang bij mensen met Parkinson. Lang niet ieder van hen krijgt namelijk te maken met deze cognitieve problemen. In het onderzoek deden zowel mensen met Parkinson als een gezonde controlegroep twee keer een reeks neuropsychologische tests, met een interval van één jaar. De gezonde deelnemers lieten daarbij duidelijk grotere oefeneffecten zien dan de groep met Parkinson. Opvallend was dat mensen met Parkinson met kleinere oefeneffecten later meer cognitieve achteruitgang vertoonden. 

Dit was pas een eerste verkennende studie, benadrukt Ruitenberg. ‘We wilden kijken of de vertaling naar Parkinson mogelijk was. We hebben nu een eerste aanwijzing dat oefeneffecten potentie hebben, maar we zijn er nog niet.’ Er moet nog worden onderzocht welke tests het meest geschikt zijn en of kortere intervallen (bijvoorbeeld één week in plaats van één jaar) ook bruikbaar zijn. Als de oefeneffecten een bruikbare voorspeller van cognitieve achteruitgang zijn, kan dit niet alleen gebruikt worden in de klinische praktijk als non-invasieve methode om dit te monitoren, maar ook helpen in de selectie van participanten voor nieuwe onderzoeken.

Een interdisciplinair onderzoek naar angst

Naast cognitieve achteruitgang vormen ook angstklachten een belangrijk, maar vaak onderbelicht onderdeel van Parkinson. Zo’n 30 tot 50% van de patiënten met Parkinson ontwikkelt angstklachten. Deze zijn lastig te herkennen omdat er overlap is in symptomen met de fysieke klachten van Parkinson, zoals trillen en veranderingen in bloeddruk. 

Om deze angstklachten beter in beeld te brengen, is er in samenwerking met het LUMC en de Canadese University of Waterloo een groot interdisciplinair onderzoek opgezet met psychologen, neurologen en bewegingswetenschappers. Vanuit Universiteit Leiden dragen ook Isabelle van Hapert, Julie Hall en Hanneke Hulst hieraan bij. Met behulp van grote datasets, netwerkanalyses en VR-studies wordt onderzocht hoe angst zich in mensen met Parkinson manifesteert. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie dimensies van angst: een algemene angst, een episodische angst in specifieke situaties en een angst die leidt tot vermijdingsgedrag. ‘We hopen in de toekomst te zorgen voor meer gerichte behandeling van angst bij Parkinson, afhankelijk van de dimensies die iemand laat zien.’

Écht verschil maken

Hoewel de implementatie nog jaren kan duren, is Ruitenberg optimistisch. ‘Uiteindelijk hopen we met dit onderzoek te zorgen dat patiënten eerder de juiste ondersteuning krijgen, niet pas als de klachten al zichtbaar zijn. Want juist die onzichtbare symptomen verdienen meer aandacht.’ Daarbij benadrukt ze dat wetenschappelijk onderzoek tijd en zorgvuldigheid vraagt: ‘Als ik iets geleerd heb, is dat je in de wetenschap geduld moet hebben. Maar mijn ambitie is duidelijk: dat de kennis die wij opdoen uiteindelijk écht verschil gaat maken in het leven van mensen met Parkinson.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.