
Na veertig jaar afscheid bij RMO: ‘Ik neem eerst maar eens een tussenjaar’
Op 14 mei zwaait conservator en hoogleraar Ruurd Halbertsma na veertig jaar trouwe dienst af bij het Rijksmuseum van Oudheden. Het is een dubbel afscheid: op dezelfde dag verschijnt Venusval, het laatste deel van zijn trilogie over Tjalling Kingma, de fictieve conservator klassieke wereld in het Rijksmuseum van Oudheden.
Toen Halbertsma in de jaren tachtig stage kwam lopen bij het Rijksmuseum van Oudheden, trof hij daar een gesloten instelling aan. Medewerkers concentreerden zich op onderzoek, tentoonstellingen waren een bijzaak die vooral niet te veel tijd mochten kosten.
‘Dat is met de verzelfstandiging van de rijksmusea aan het einde van de jaren tachtig heel anders geworden’, vertelt Halbertsma terwijl hij de Tempelzaal van het museum rondkijkt, waar basisschoolkinderen vanwege de meivakantie aan lange tafels zitten te knutselen. ‘We werken tegenwoordig samen met de universiteit, culturele instellingen, toneelgroepen… Daarnaast maken we inmiddels zeer professionele tentoonstellingen, waardoor die 40.000 bezoekers van destijds er nu 240.000 zijn geworden. Het is ontzettend leuk om zoveel mensen gegrepen te zien worden door de oudheid.’
Werkkamer vol herinneringen
Halbertsma maakte die volledige ontwikkeling van nabij mee. Van stagiair met een proefschrift over de negentiende-eeuwse verzamelaar Jean-Emile Humbert klom hij razendsnel op tot conservator bij het museum, een functie die hij combineerde met een bijzonder hoogleraarschap aan de universiteit. ‘Bij het opruimen van mijn werkkamer kwam ik weer van alles tegen’, zegt hij. ‘Ik ben bijvoorbeeld in de jaren negentig eens gebeld door de Engelse instelling Receiver of Wreck. Amateurduikers hadden een schip gevonden met oudheden die vanuit Turkije op weg waren naar ons. Ik ben toen bij die duikers thuis gaan kijken. Prachtige stukken! In overleg met de directie heb ik een claim ingediend, net als de verzekeringsmaatschappij die de stukken destijds verzekerd had en de Turkse regering, die vond dat de stukken nooit uit Turkije hadden mogen worden weggehaald.’
De Turkse regering won de zaak. ‘Ik was het daar toen niet mee eens, maar door voortschrijdend inzicht heb ik er nu vrede mee’, zegt Halbertsma. ‘Net als bij aankopen was destijds de gedachtegang: in een museum is het veilig. Pas begin deze eeuw zijn onze ogen geopend voor roofkunst, mede door onthullingen over hoe die kunsthandel echt in elkaar zat.’

Thrillers voor het grote publiek
Halbertsma koos een originele manier om dergelijke inzichten te delen met het grote publiek. In plaats van aan te schuiven bij een talkshow of stukken naar de krant te sturen, schreef hij een thrillertrilogie. De eerste twee delen gingen over Jean Emile Humbert, de verzamelaar over wie Halbertsma ooit een proefschrift schreef, het derde is gewijd aan de Vlaamse verzamelaar en kolonel Bernard Rottiers. ‘Die heeft in Griekenland nogal wat oudheden verzameld, om niet te zeggen geplunderd’, zegt Halbertsma. ‘Een paar jaar nadat de Venus van Milo is ontdekt, is hij in 1825 op dezelfde plek gaan graven. Die objecten zijn in Europa terechtgekomen, maar in mijn boek besluit het Louvre de Venus van Milo terug te geven. Dat leidt tot allerlei verwikkelingen, waarbij ook mijn alter ego Tjalling Kingma betrokken raakt.’
Tussenjaar
Voorlopig is dit het laatste avontuur dat Tjalling beleeft. ‘Na het gecombineerde afscheid en de boekpresentatie op 14 mei, ga ik een tussenjaar nemen, zoals middelbare scholieren dat doen na hun eindexamen. Ik wil voelen hoe het is om niet elke dag naar het museum te gaan, college te geven of te schrijven, maar rustig te genieten van mijn kleinkinderen en leuke dingen te doen met mijn echtgenote. Dan merk ik vanzelf wel wat ik mis.’
Lesgeven
De kans is groot dat lesgeven daarbij zit. Gewapend met een diaprojector begon Halbertsma in de jaren tachtig college te geven, gewoon op zijn werkkamer. ‘Ik vond dat ik meer kon doen met mijn kennis van de geschiedenis van de archeologie’, blikt hij terug. ‘Hoogleraar Geertman van archeologie vond dat ook wel een leuk idee. Ik mocht een briefje op het prikbord hangen dat belangstellenden voor een paar studiepunten college bij me konden lopen. Aanvankelijk waren dat er acht à negen, maar langzaam begon het te leven. Kwamen er ineens scripties uit voort.’
In 2010 kreeg Halbertsma zelfs een bijzonder hoogleraarschap aangeboden. In totaal studeerden 38 studenten bij hem af en zat hij 23 keer in een promotiecommissie. ‘Niet gek voor een bijbaan, hè?’ zegt hij. ‘Het scheelt dat studenten die bij mij afstudeerden, meestal echt gemotiveerd waren. Dat maakte de begeleiding ontzettend leuk om te doen.’
Daarbij vormt de toenemende belangstelling ook een erkenning van zijn vakgebied. Halbertsma: ‘Het is mooi om te zien hoe de bewustwording over het verleden en de herkomst van objecten ertoe heeft geleid dat de geschiedenis van de archeologie veel meer in de belangstelling staat.’