Universiteit Leiden

nl en

Al Qaeda in de Islamitische Maghreb ontrafeld: de brede blik ontbrak

Dat er meer wegen naar Rome leiden, bewijst Sergei Boeke met zijn promotieonderzoek naar Al Qaeda in de Islamitische Maghreb. Het is de kern van zijn conclusies, maar ook het leitmotiv voor zijn aanpak: Boekes proefschrift is opgebouwd uit vijf wetenschappelijke artikelen, die samen als een soort pre-fabstenen het bouwwerk dragen. Promotie 16 juni.

Sergei Boeke

Boeke is een praktijkmens. Hij werkte zes jaar voor de universiteit, maar werd vooral gevormd tijdens zijn jaren bij de marine, in de diplomatieke dienst en bij de inlichtingendienst. Toen hij in 2013 bij de universiteit bij het Institute of Security and Global Affairs (ISGA) aan de slag ging, richtte hij zijn blik al snel op Mali. ‘Dat was een logische richting in 2013, toen de initiële Franse militaire interventie in Mali plaatsvond. Ik spreek namelijk Frans en heb ervaring op het militaire vlak.’ Tegelijkertijd gaf hij colleges over cybersecurity governance, een onderwerp dat ook een interessant promotieonderzoek had kunnen opleveren. ‘Het kwartje viel de kant van Mali op, omdat ik daar al verder was met mijn artikelen.’

Onderzoek in combinatie met werk voor Navo

Die praktische overweging om via artikelen te promoveren bleek nuttig toen hij in 2019 aan de slag ging als politiek adviseur op het Navo-hoofdkwartier Joint Support & Enabling Command (JSEC) in Ulm, in Zuid-Duitsland. ‘Ik moest het onderzoek naast mijn werk afmaken. Dat is een heel leuke, brede functie. De grote Navo-hoofdkwartieren hebben een civiele politieke adviseur (POLAD) die de commandant direct adviseert over politieke onderwerpen en de strategische context schetst waarin militairen opereren.’

Vijf artikelen als basis voor proefschrift

Het proefschrift is opgebouwd rond vijf artikelen, die zijn gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Die beantwoorden de deelvragen die volgen uit de centrale onderzoeksvraag: hoe heeft Al Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM) zich ontwikkeld sinds de 2012 crisis in Mali, en hoe hebben Mali en de internationale gemeenschap hierop gereageerd? Een rode draad hierin is het verschil tussen terrorisme en opstand. Boeke bracht bezoeken aan Mali en interviewde verschillende betrokkenen. De buiten-promovendus had daarbij veel aandacht voor primaire bronnen, iets waar in terrorisme-onderzoek vaak een gebrek aan is. De eerste artikelen maakten gebruik van brieven geschreven door de leiding van Al Qaeda, die waren gevonden bij militaire operaties. Ook zijn mediapublicaties van AQIM geanalyseerd.

Strenge afbakening van definities

Boeke heeft gekozen voor een brede blik. Dat is risicovol, omdat er veel ruimte overblijft voor gaten in het onderzoek. Boeke beseft dat: ‘Als je op microniveau kijkt ben je heer en meester van je onderwerp  – al zullen er altijd vragen zijn over representativiteit en de toepasbaarheid van de conclusies. Bij een macro-focus moet je de geografie van het gehele onderwerp beheersen, dus ik verwacht wel wat lastige vragen tijdens mijn verdediging.’

Tegelijkertijd is een strenge afbakening van definities een van de oorzaken van de problemen in Mali, concludeert de onderzoeker. ‘In de wetenschap zijn er parallelle literaturen over terrorisme en insurgency (opstand) ontstaan, al zijn in de praktijk die lijnen minder scherp dan in de theorie.’ Zo kon het in Mali gebeuren dat de brede blik ontbrak bij aanvang van het probleem. Mali stond voor 2012 bekend als posterboy van de democratie, terwijl achter de schermen de ingrediënten voor de ineenstorting al aanwezig waren. Door een uitsluitend kwantitatieve risicobenadering (alle zichtbare voorwaarden voor democratie konden worden afgevinkt) was die dreiging niet zichtbaar. Een kwalitatieve dreigingsbenadering (die bijvoorbeeld diepgewortelde corruptie had blootgelegd) had hier kunnen helpen.

Focus te nauw

Ook toen de strijd eenmaal was losgebarsten, was de focus vaak te nauw. Boeke: ‘Als je denkt in het paradigma van terrorisme, dan liggen er andere mogelijke oplossingen voor de hand om de dreiging het hoofd te bieden. Terreurgroepen zijn doorgaans klein, en contraterrorisme-beleid wordt vaak gebouwd rond de concepten de-radicalisatie en countering violent extremism. Maar bij een opstand willen de insurgents daadwerkelijk een gebied besturen, en worden strijders eerder gemobiliseerd dan geradicaliseerd. Het gaat ook om grotere aantallen strijders, en het uitschakelen van hun leiders blijkt weinig effect te hebben. AQIM is zeker een onderdeel van de bredere Al Qaeda organisatie, maar zowel de strijders als hun agenda zijn vooral lokaal van aard. Hiernaast lijkt door het etiket terrorisme de optie voor onderhandelingen te worden uitgesloten. Als je een gewapende groep het etiket geeft van insurgents of separatisten, dan behoren een vredesakkoord of staakt-het-vuren ineens wel tot de mogelijkheden. Dat zou bij terroristen dus ook kunnen, maar wordt heel vaak door de politiek in Westerse landen uitgesloten. De heersende opvatting is dat je niet met terroristen kan onderhandelen. Omdat zij dat niet zouden willen en omdat wij ze niet willen legitimeren.’

Een van de aanbevelingen die Boeke doet is dan ook om breder te kijken naar de formulering van de groepen en het paradigma los te laten. Zo wil men in Mali bijvoorbeeld wel een dialoog aangaan met AQIM.

Omschakelen naar Mali

De verdediging van zijn proefschrift donderdag betekent omschakelen van Boeke’s waan van de dag, Oekraïne en Brussel, naar Mali. ‘Dat is uiteraard even schakelen, want met de oorlog in Oekraïne is mijn baan erg hectisch en dynamisch op dit moment. Maar ik kijk er erg naar uit om met mijn gezin weer even terug in Nederland te zijn. We zijn een tijd niet in Nederland geweest en mijn verdediging is een mooie aanleiding om iedereen weer te zien en het proefschrift te vieren.’

Tekst: Margriet van der Zee

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.