Universiteit Leiden

nl en

Zwakke en goede begrijpend lezers: verschillen en overeenkomsten

Uit het PISA-onderzoek van 2019 bleek dat het leesniveau van een kwart van de 15-jarigen in Nederland onvoldoende is. Ze hebben moeite om schoolboekteksten te begrijpen en snappen bijvoorbeeld een brief met informatie van school niet. Dit is zorgelijk, omdat deze kinderen hiermee niet volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. De basis voor begrijpend lezen wordt al op jonge leeftijd gelegd en eenmaal opgelopen achterstanden zijn moeilijk in te halen. Astrid Kraal onderzocht daarom wat er ‘mis’ gaat in de hoofden van jonge zwakke begrijpend lezers. Promotie 30 april.

Uit het proefschrift blijkt dat alle jonge lezers meer moeite hebben met het begrijpen van informatieve teksten dan verhalende teksten. Dit bleek uit de  antwoorden die zij gaven op begripsvragen na het lezen. Letterlijke vragen over de teksten leverden weinig problemen op, maar vragen waar voor het beantwoorden een verband gelegd moest worden, waren lastiger, met name voor de zwakke lezers bij de informatieve teksten.

Begrijpend lezen is niet alleen een belangrijke vaardigheid, het is ook een complexe vaardigheid, waarbij veel cognitieve processen betrokken zijn.

“Ik heb onderzoek gedaan naar de leesaanpakken van jonge zwakke en sterke begrijpend lezers uit groep 4 bij het lezen van verhalende en informatieve teksten. Hiervoor heb ik verschillende onderzoeksmethoden gecombineerd. Hierdoor krijg je een completer beeld van de leesaanpakken en het strategiegebruik van lezers. Daarnaast heb ik gekeken naar het effect van verschillende tekstopmaken op het leesbegrip en de leessnelheid van jonge lezers uit groep 4 en 5”, aldus Astrid Kraal.

Hardopdenkonderzoek

Als eerste is een hardopdenkonderzoek uitgevoerd. Door kinderen hardop te laten denken tijdens het lezen, krijg je inzicht in hun leesaanpak en strategiegebruik. Het hardopdenkonderzoek toonde aan dat jonge zwakke begrijpend lezers qua leesaanpak en strategiegebruik veel lijken op goede begrijpend lezers. Ze maakten ook op dezelfde manier onderscheid in tekstsoort (verhalend – informatief), met één uitzondering: bij informatieve teksten legden zwakke lezers meer foutieve verbanden. Dat bemoeilijkt een goed begrip van de tekst.

Oogbewegingsonderzoek

Vervolgens heeft Kraal een oogbewegingsonderzoek gedaan, hiermee krijg je inzicht in onbewuste processen. Het oogbewegingsonderzoek liet zien dat zwakke begrijpend lezers een niet optimale leesaanpak aanwenden bij informatieve teksten door ofwel oppervlakkiger te gaan lezen - vergeleken met verhalende teksten - of door hun leesaanpak niet aan te passen aan deze tekstsoort. Dit terwijl het juist meer cognitieve inzet vergt om informatieve teksten goed te begrijpen. Er is dus aandacht nodig voor effectieve leesaanpakken voor informatieve teksten.

Omschrijvers en uitweiders

Verder heeft het hardopdenkonderzoek laten zien dat er zowel binnen de groep zwakke lezers als goede lezers twee subgroepen te onderscheiden zijn met een eigen, karakteristieke leesaanpak: omschrijvers en uitweiders. Dit is een aanvulling op eerdere bevindingen uit andere onderzoeken. Omschrijvers maken een mentale tekstrepresentatie die voornamelijk de letterlijke betekenis van de tekst weergeeft, terwijl uitweiders hun mentale tekstrepresentatie proberen te verrijken door elaboratieve inferenties te genereren. Deze subgroepen zijn waarschijnlijk gebaat bij verschillende interventies en zijn niet te onderscheiden als je alleen naar hun resultaten op leestoetsen kijkt.

Effect van tekstopmaak

Tot slot is het effect onderzocht van verschillende tekstopmaken op het leesbegrip en de leessnelheid van jonge lezers uit groep 4 en 5. Jonge lezers begrijpen digitale teksten beter als deze zin voor zin worden aangeboden, dan als ze in hun geheel worden aangeboden. In deze tijd van digitalisering biedt dat kansen voor het onderwijs met informatieve teksten. Ook is gebleken dat jonge zwakke lezers teksten waarbij iedere zin op een nieuwe regel begint, niet beter begrijpen dan teksten waarbij de zinnen doorlopen naar het einde van de regel.

“Er is meestal niet één oorzaak aan te wijzen waardoor een kind een zwak tekstbegrip heeft en niet alles is op te lossen door de inzet van goede lesmaterialen", aldus Kraal: "Er moet aandacht besteed worden aan tekortkomingen in vaardigheden die nauw gerelateerd zijn aan begrijpend lezen - zoals verbanden leggen (inferenties genereren), monitoren van begrip en kennis hebben van tekststructuren - om de begripsvaardigheden van lezers te verbeteren. Het is belangrijk om kinderen al op jonge leeftijd bekend te laten raken met informatieve teksten. Dit kan al voordat ze zelf kunnen lezen, door voor te lezen uit informatieve boeken. Ook is het belangrijk dat er verschillende soorten vragen gesteld worden aan jonge kinderen. Niet alleen vragen waarvan het antwoord letterlijk in de tekst staat, maar juist ook vragen waarvoor een verband gelegd moet worden. Zwakke lezers kunnen hierbij aanwijzingen krijgen als zo’n vraag in eerste instantie te moeilijk is. Met name bij zwakke lezers is en blijft de rol van de leerkracht ook cruciaal!"

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.