Universiteit Leiden

nl en

Kolonisatie en migratie in Nieuw-Amerika

Migratie is van alle tijden. Toen de Verenigde Staten werd ‘herontdekt’, trokken veel mensen daar naartoe. Ook Nederland koloniseerde een deel van Amerika en gaf het de naam Nieuw-Nederland. Masterstudent Geschiedenis Pepijn Doornenbal doet onderzoek in de VS naar hoe er in Nieuw-Nederland werd omgegaan met verschillende migrantengroepen.

Tot slaaf gemaakte mensen

Pepijn begon zijn onderzoek met een focus op tot slaaf gemaakte mensen, die via de West-Indische Compagnie (WIC) in Nieuw-Nederland terecht kwamen. Deze mensen ontsnapten op een zeker moment aan hun slavernij. Doordat ze jarenlang een staat van dienst hadden opgebouwd, was het voor de WIC onwenselijk om ze als slaaf te houden, omdat de kans steeds groter werd dat zij zouden vluchten of in opstand zouden gaan. De WIC gaf hen een stuk land en sprak met deze mensen af dat zij opgeroepen konden worden wanneer zij ze nodig hadden voor arbeid. Hun kinderen zouden wel slaaf blijven. ‘Zo bleef de WIC verzekerd van hun arbeid, maar kwamen zij ook die groep tegemoet.’

Ongewenste gasten

Uiteindelijk breidde Pepijn zijn onderzoek uit met drie andere groepen: Zweden en Finnen (die samen één groep vormden), Joden en Britten. De komst van die groepen in Nieuw-Nederland was ongewenst, omdat het bestuur van Nieuw-Nederland bang was dat deze groepen hun eigen kolonie hier zouden willen stichten. Zelfs over de Joodse groep was er onrust, ondanks dat zij bij elkaar maar met drieëntwintig mensen waren. De Britse kolonisten daarentegen waren in de ogen van het bestuur een minder groot probleem, omdat zij voor een groot deel niet-katholieke Christenen waren, die zochten naar religieuze vrijheid. Dit was voor de Nederlanders daar (waarvan het merendeel protestants was) minder intimiderend. Omdat de Nederlanders in Nieuw-Nederland niet voldoende mankracht hadden om met een ijzeren vuist te regeren, moesten zij andere manieren zoeken om deze migratiegroepen te besturen.

Het bestuur van de WIC in Amsterdam (dat contact had met Nieuw-Nederland) bedacht bijvoorbeeld om de Zweden over de kolonie te verspreiden, zodat het voor hun onmogelijk werd om een claim te leggen op hun voormalig grondgebied. Uiteindelijk kregen zij, net zoals de Engelsen, van het bestuur in Nieuw-Nederland de mogelijkheid om zichzelf te besturen. Pepijn vindt dit verhaal het interessantste wat hij in zijn onderzoek heeft ontdekt. ‘Iedereen kent natuurlijk de slaven in de VS en de Joden, maar over de Zweden is weinig bekend, aldus Pepijn.

Snuffelen in zeventiende-eeuwse documenten

Pepijn heeft voor zijn onderzoek bij het New Netherland Intitute vijf boekenkasten vol archieven tot zijn beschikking en heeft in zijn eigen woorden ‘absolute vrijheid’. Bij zijn onderzoek krijgt hij veel welkome begeleiding van onderzoekers van het instituut. Al veertig jaar lang zijn onderzoekers daar bezig met het vertalen van teksten die te maken hebben met Nieuw-Nederland naar het Engels. Pepijn maakt zowel van de Engelse en Nederlandse transcripties gebruik voor zijn onderzoek. Hij komt niet in contact met de originele 17e-eeuwse documenten. ‘Deze zijn heel fragiel en er is niet echt een reden om ze in te zien, omdat ze al getranscribeerd zijn door experts die daar meer ervaring mee hebben dan ik’, geeft Pepijn aan.

Verschillende connotaties

Pepijn vindt het belangrijk dat hij de documenten die hij bestudeert, in de originele en dus onvertaalde taal kan lezen. In de naar het Engels vertaalde documenten uit de 19e eeuw worden de oorspronkelijke bewoners van de VS “Indians” genoemd, terwijl er in de Nederlandse tekst hier verschillende benamingen voor worden gebruikt. Pepijn: ‘De verschillende woorden voor deze mensen hadden verschillende connotaties. Ze konden of een “wilde” worden genoemd, een “naturel” of een “indiaan”. Als dat allemaal wordt veranderd in “Indians” kan er een nuance verloren gaan.’

Leven en werken in de VS

Om in de VS terecht te komen meldde Pepijn zich aan voor een beurs van het New Netherland Institute. Het onderzoeksplan, dat hij hiervoor had ingediend, werd meteen goedgekeurd. Sindsdien woont hij en doet hij onderzoek in Albany, de hoofdstad in de staat New York (niet te verwarren met de stad New York, welke in de meest zuidelijke punt van New York ligt). Naast het doen van onderzoek vindt hij het leuk om het dagelijks leven daar mee te maken. Het enige minpuntje is dat hij niet in het meest bruisende deel van New York woont en het soms wel lastig is om contact te maken met de mensen die daar wonen. ‘Het is wel een beetje eenzaam, maar dat is ook een leerproces. Gelukkig kan ik wel goed omgaan met op mezelf zijn’.

Tips voor onderzoek in het buitenland

Die heeft hij genoeg: ‘Zorg dat je genoeg geld hebt. Je krijgt altijd wel te maken met onvoorziene kosten. Check vooraf ook de vereisten om het land in te kunnen komen. In de VS kun je met een toeristenvisum in één jaar maximaal twee keer drie maanden verblijven. Na hier rondgevraagd te hebben, weet ik nu bijvoorbeeld ook dat je geen problemen bij het binnenkomen krijgt als je tussentijds net zo lang wegblijft als de duur van je vorige verblijf in de VS. Het is raar en storend, maar je hebt veel te verliezen als je je niet aan de regels aanpast. Oh, en vergeet niet om kruiden mee te nemen uit Nederland, want die zijn in de VS in ieder geval peperduur.’

Lieke Bakker
Mail de redactie

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.