Universiteit Leiden

nl en

Gerecycled Middeleeuws archief opgedoken in de Leidse Bibliotheca Thysiana

In de Bibliotheca Thysiana, een zeventiende-eeuwse bibliotheek aan het Leidse Rapenburg, is in een boekband een deel van een Duits ambtelijk archief uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Het betreft niet minder dan 132 handgeschreven papieren bladen en notitievelletjes afkomstig van een ongeïdentificeerd hof van rond 1500.

In de Bibliotheca Thysiana, een zeventiende-eeuwse bibliotheek aan het Leidse Rapenburg, is in een boekband een deel van een Duits ambtelijk archief uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Het betreft niet minder dan 132 handgeschreven papieren bladen en notitievelletjes afkomstig van een ongeïdentificeerd hof van rond 1500.

Zeer uiteenlopende stukken

gere De blaadjes werden in de zestiende eeuw gebruikt als versteviging van een boekband. De vondst werd gedaan door studenten en docenten van het MA programma Book and Digital Media Studies van het Leiden University Centre for the Arts in Society (LUCAS), die in het kader van een werkcollege momenteel stelselmatig door het bindmateriaal in de bibliotheek gaan.

Onder de paperassen bevinden zich zeer uiteenlopende laatmiddeleeuwse stukken, zoals bladen uit rekeningboeken, correspondentie en kwitanties. Ze zijn geschreven tussen het midden van de vijftiende en het midden van de zestiende eeuw en zijn op basis van hun inhoud te lokaliseren in het gebied tussen Darmstadt en Heidelberg. Vermoedelijk zijn de ambtelijke bescheiden afkomstig van een hof in de Rijnstreek. Omdat een groot deel van het materiaal betrekking heeft op uitgaven, leren we veel over alledaagse zaken aan het hof, zoals de aanschaf van haver (“Haver voor mijn heer”) en hoeveel een knecht per jaar verdiende. Een zeer opmerkelijk briefje is afkomstig van Philips, paltsgraaf van de Rijn (1448-1508). Op 31 mei 1486 verzoekt hij de (anonieme) geadresseerde hem wilde rozen te sturen, waaronder liefst ook enkele nog zonder knop.

Korte termijn geheugen

Het meest bijzondere van de vondst is dat het archief veel materiaal bevat dat niet bestemd was om lang te bewaren. “Beste kamermeester,” lezen we in persoonlijk-getint briefje (zie hieronder) van slechts enkele centimeters groot, “kun je me alsjeblieft zes gulden sturen?”. De ondertekening “de hofmeester” laat zien dat het hier gaat om een intern “huishoudelijk” bericht. Even klein zijn de ontvangstbewijzen die werden afgegeven voor verleende diensten (zoals van een timmerman) en de korte briefjes die naar derden werden gestuurd (bijvoorbeeld aangaande een van de knechten). Boekwetenschapper Erik Kwakkel: “Omdat dit materiaal gewoonlijk na lezing werd weggegooid, kan het wel als het ‘korte termijn geheugen’ van de middeleeuwse maatschappij worden opgevat. Het zijn stemmen van gewone mannen en vrouwen die vaak niet doorklinken in andere historische bronnen en daarom slecht gedocumenteerd zijn.”

"Lieber Camermeister, wollest mir sechs gulden her abe schicken b[...]
Griessheym dann er uitt nyndert er habe dann solich ge sech[s …]
Actum uff fritag nach sanct Andres tag anno etc. [14]61.

hofmeister etc."

 

Middeleeuws papier-mache

De ontdekte paperassen maakten oorspronkelijk deel uit van een groter archief dat vermoedelijk rond het midden van de zestiende eeuw werd gerecycled. Het moet voorhanden zijn geweest bij een boekbinder, die dit soort overtollig materiaal gebruikte om banden mee te verstevigen. In boekbanden uit de late Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd gaan wel vaker gerecyclede middeleeuwse bladen schuil. Dat er zo’n groot aantal uit een enkele band tevoorschijn komt is evenwel bijzonder zeldzaam. De 132 stukken die in Leiden zijn gevonden werden door de zestiende-eeuwse boekbinder gebruikt om de “kartonnen” platten mee te maken voor een druk uit Frankfurt (1577). Hij greep daartoe een handvol papieren bladen uit zijn oud-papierbak, maakte ze nat, en perste ze in de juiste vorm. Daaroverheen spande hij leer. Zo reisde een deel van een overtollig archief als verstekeling door de tijd, verborgen in een boekband.

College in oude bibliotheek

De vondst is gedaan in het kader van een werkcollege van het MA programma Book and Digital Media Studies van het Leiden University Centre for the Arts in Society (LUCAS). Het boek met het verborgen archief maakt deel uit van de Bibliotheca Thysiana, de bibliotheek van de zeventiende-eeuwse Leidse geleerde Johannes Thysius. Bij zijn dood in 1653 liet hij zijn omvangrijke boekencollectie na “tot publycque dienst der studie”, als een soort van openbare bibliotheek. Tijdens het college leren studenten ter plaatse om te gaan met vroege drukken en met de middeleeuwse fragmenten die in sommige boekbanden schuil gaan. Onder leiding van Paul Hoftijzer brengen de studenten de eigendoms- en gebruikssporen van vroeg-moderne lezers in kaart, terwijl Erik Kwakkel ze inwijdt in de wereld van het middeleeuwse bindmateriaal en wat dit ons over het verleden kan leren. Tijdens de restauratie van boekbanden in de jaren negentig van de twintigste eeuw is veel van het bindmateriaal in dozen gedeponeerd. Behalve het Duitse archief werden tijdens het college ook tientallen bladen uit middeleeuwse boeken aangetroffen, waaronder een uit de negende eeuw. In 2012 ontdekten Hoftijzer en Kwakkel met hun toenmalige studenten in de Limburgse abdij Rolduc ook al meer dan 150 fragmenten van middeleeuwse boeken.

Bibliotheca Thysiana

De collectie in Thysiana is ook te raadplegen via de Universitaire Bibliotheken Leiden. De collectie is opgenomen in de (online) catalogus en de meeste materialen kunnen ter inzage van het (doorgaans voor publiek gesloten) Thysiana naar de Universiteitsbibliohteek, Leeszaal Bijzondere Collecties, overgebracht worden (op vertoon van een LU-Card).

 

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.