Universiteit Leiden

nl en

Eer en boete in middeleeuws Friesland

Aangebrachte verwondingen tastten in middeleeuws Friesland de eer aan en moesten dan ook gecompenseerd worden. Er bestonden hele lijsten van boetes voor elke soort verwonding, maar de betaling liet vaak lang op zich wachten. Han Nijdam promoveert 2 oktober op de Oudfriese boeteregisters.

Wondlijsten

Nijdam is afgestudeerd in middeleeuwse geschiedenis, antropologie en Oudgermanistiek. Hij doet onderzoek naar de manier van denken van de middeleeuwse mens op het gebied van recht, sociaal leven en de bouw van het menselijk lichaam. De uniciteit van de boeteregisters staat volgens hem buiten kijf: ‘Tijdens het lezen ervan had ik het gevoel dat ik die middeleeuwse Friezen bijna kon aanraken, zo uitgebreid en mooi  is het materiaal.’ De Friezen hadden de boeteregisters opgesteld als strafrichtlijn bij lichamelijk letsel aan een ander. Nijdam kwam er al gauw achter dat ze voortborduurden op de wondlijsten uit de vroege middeleeuwen: ‘Onder Karel de Grote werd aan het einde van de achtste eeuw de Lex Frisionum opgesteld, onder meer om geldstraffen toe te kennen aan het verwonden van een ander persoon. Die Friese wet was in het Latijn geschreven, maar soms werden bepaalde verwondingen in de volkstaal opgeschreven omdat er in het Latijn geen woord voor was.’ De continuïteit van het tekstgenre laat zich verklaren door een lange periode van autonomie. Friesland was tot aan de vijftiende eeuw zelfstandig, waardoor de dertiende-eeuwse Oudfriese rechtsteksten op de Karolingische wondlijsten konden worden gebaseerd.

Afbeelding: Han Nijdam: ‘Tijdens het lezen van de boeteregisters had ik het gevoel dat ik die middeleeuwse Friezen bijna kon aanraken, zo uitgebreid en mooi is het materiaal.’

Eergevoel

De dertiende-eeuwse rechtsteksten die Nijdam voor zijn onderzoek gebruikte zijn schaars. Omdat er van de meeste middeleeuwse kloosterbibliotheken weinig bewaard is gebleven, is er slechts een twintigtal Oudfriese handschriften met rechtsteksten te vinden. Middeleeuws Friesland strekte zich uit van de Zuiderzee tot het huidige Ostfriesland in Duitsland. De Oudfriese boeteregisters zijn prescriptieve teksten. Nijdam licht toe: ‘Vrije mensen met eigen bezit konden in de middeleeuwen een aanklacht indienen bij een lichamelijke verwonding. De aangeklaagde moest dan voor het gerecht verschijnen en, indien schuldig bevonden, het slachtoffer financieel compenseren voor het toegebrachte lichamelijke letsel.’ Dit alles stond in het teken van het eergevoel van de vrije Fries. ‘Lichamelijke verwondingen, en in het bijzonder de zichtbare, tastten zijn eer aan en daarom werden er financiële compensaties in het leven geroepen.’

Deurwaarders

Opgelegde geldboetes werden lang niet altijd betaald. Net als tegenwoordig was de middeleeuwse man niet happig op het betalen van financiële compensaties. Deurwaarders liepen echter nog niet rond in middeleeuws Friesland. Nijdam: ‘Het was een samenleving vol openstaande schulden. Uit de weinige verhalen die hierover vertellen, blijkt dat het voorkwam dat schuldigen hun boetes weigerden te betalen. Als de schuldige machtiger was dan de schuldeiser, dan kon een financiële compensatie lang uitblijven. In dat geval moest de schuldeiser hulptroepen proberen in te schakelen, wilde hij zijn geld krijgen.’

Afbeelding: Friese kampvechters op een 13-eeuwse muurschildering in de kerk van Westerwijtwerd. (Foto: Regnerus Steensma).

Getuigen

Over de gang van zaken op het gerecht is niet al te veel bekend door gebrek aan bronnenmateriaal. Getuigenverklaringen gaven in elk geval de doorslag bij het al dan niet schuldig bevinden van de aangeklaagde, zegt Nijdam. ‘In de oudste fase van het recht kon de aangeklaagde, voordat de getuigen werden gehoord, met de hand op een reliek zweren dat hij onschuldig was. Later ging men dan op zoek naar de ware toedracht van de zaak. Als getuigen dan verklaarden dat de verdachte schuldig was aan het verwonden van de aanklager, pleegde de aangeklaagde meineed en dat was in dit geval hetzelfde als liegen tegen God. De man verloor al zijn eer.’

Familieruzie

Het hele boetestelsel was bedoeld om vetes in de samenleving te voorkomen. Toch lukte dat niet altijd. Als getuigen geen uitsluitsel konden geven en het een welles-nietes-spel werd dan ging de strijd in het geval van ernstige verwondingen tussen slachtoffer en verdachte verder in de vorm van een vete, zo zegt Nijdam. ‘Er werd toen gedacht dat God bepaalde wie deze tweekamp won. Maar in werkelijkheid was het natuurlijk het recht van de sterkste dat overwon.’ De reden dat de maatschappij vetes wilde voorkomen was een zeer duidelijke. ‘Het geschil werd opeens een zaak van families. Je was je leven plots niet meer zeker als je verwant was aan een van de twee kemphanen. En het kon jaren duren voordat die vetes eindigden met een verzoening. Dan werden de doden alsnog gecompenseerd met weergeld en gaven de families elkaar letterlijk een zoen om de verzoening te bevestigen. Soms werden er zelfs zoenhuwelijken gesloten om die nieuw gesloten vrede sterker te maken.’

Afbeelding: Paragraaf uit het Oudfriese recht (ca. 1300): ‘Hwasa otherem inane pinth pissie: tuia xv enza ieftha tian ethar’ (‘Als iemand in andermans bier urineert, moet hij twee maal 15 ons betalen of tien eden zweren dat hij onschuldig is’).

Mentaliteitsverschil

Han Nijdam: Lichaam, eer en recht in middeleeuws Friesland. Een studie naar de Oudfriese boeteregisters
Uitgeverij Verloren in samenwerking met de Fryske Akademy

ISBN: 9789087040512, € 39.00

(30 september 2008/Tim Vos)

 

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.