Alumnus Ruurd Kok speurt naar tastbare sporen die de geschiedenis vertellen
Interview beeld: Rob Dorresteijn
Na verschillende banen als archeoloog ging alumnus Ruurd Kok aan de slag als journalist. Voor de reeks ‘Sporen van de Universiteit Leiden’ verdiepte hij zich in het verleden van universitaire gebouwen. ‘Ik vind geschiedenis vooral interessant als je het kunt aanraken.’
Lopend door de Oude UB aan het Rapenburg ontkom je er niet aan. Kok ziet overal details die herinneren aan de eeuwenoude geschiedenis van dit gebouw. Hij wijst op een grafmonument uit de 17e eeuw in de muur. Terwijl links en rechts HR-medewerkers werken onder een systeemplafond, lopen we door naar een vergaderzaaltje aan het einde van een gang. ‘Zie je die rondingen? Daaraan zie je dat het vroeger een kapel was.’ Nadat de universiteit het gebouw in gebruik nam, kregen onder andere studenten geneeskunde er les. ‘Hier was het anatomisch theater, waar in de winter lijken werden ontleed.’
450 jaar universiteitsgeschiedenis
Kok verdiepte zich het afgelopen jaar in de geschiedenis van zijn alma mater voor de reeks ‘Sporen van de Universiteit Leiden’ in het Leidsch Dagblad. Tijdens een rondleiding langs diverse universiteitsgebouwen toont hij de vele tastbare details die een blik in 450 jaar universiteitsgeschiedenis geven.
‘Hier op Rapenburg 6 zat in de jaren vijftig het Prytaneum’, zegt Kok, stilstaand voor het imposante gebouw. ‘Ik moest zelf ook bij universiteitshistoricus Pieter Slaman navragen wat dat betekent. Het was destijds het hart van de academische gemeenschap, met een mensa, vergaderruimtes voor studentenverenigingen, maar ook de studenten- en alumni-administratie.’
Maar de universitaire geschiedenis van het gebouw gaat verder terug, helemaal naar de oprichting van de universiteit, weet Kok te vertellen. ‘Vroeger zat hier het Sint Barbaraklooster. Daar, achter dat raampje, zit nog de middeleeuwse kelder. Nadat de Katholieken uit het gebouw waren gejaagd, werd dit de eerste vestiging van de universiteit in 1575. Dit is de geboortegrond van de oudste universiteit van Nederland.’
Studietijd
Terwijl we doorlopen naar het volgende gebouw, vertelt Kok over zijn eigen studietijd. Hij studeerde in de jaren tachtig Archeologie. Die opleiding viel destijds onder de faculteit Letteren. ‘In die tijd mocht je nog zes jaar over je studie doen. Daar heb ik goed gebruik van gemaakt. Als archeoloog wil je uiteraard ook naar het buitenland om te graven.’
Hij heeft mooie herinneringen aan het veldwerk in Griekenland en Syrië. ‘Het was een kleine studie met bevlogen mensen. We deelden een passie om op zoek te gaan naar verhalen uit het verleden. Ik heb nog steeds vrienden uit die tijd.’
Na zijn afstuderen in 1988 ging Kok aan de slag als archeoloog bij gemeenten en de provincie Utrecht. ‘Het klinkt mooi om provinciaal archeoloog te zijn, maar je bent toch vooral een beleidsmedewerker. De provincie legt een weg aan, gaat in de grond graven, en jij adviseert waar ze rekening mee moeten houden.’
Omdat hij ‘de inhoud’ miste, besloot Kok bij een archeologisch adviesbureau te gaan werken, waar hij zich specialiseerde in Tweede Wereldoorlog-archeologie. Ook gaf hij les over die periode bij de hbo-opleiding Archeologie van de Hogeschool Saxion in Deventer. ‘Niet alle vakgenoten zien Tweede Wereldoorlog-archeologie als volwaardig. Het is een periode waarvoor ook veel historische bronnen beschikbaar zijn. Maar het trok de studenten juist erg aan.’
Verhalen schrijven
Uiteindelijk maakt Kok de switch naar zelfstandige en richt hij zich op het schrijven van verhalen. ‘Ik heb altijd veel geschreven, gewoon als liefhebberij in de avonduren. Op een gegeven moment kom je op een leeftijd dat je denkt: wat wil ik nou echt graag?’ Inmiddels schrijft hij over ‘archeologie in de meest ruime zin van het woord’. ‘Speuren naar het verleden in gebouwen is ook een vorm van archeologie. Het zijn tastbare sporen van het verleden.’
Aan de hand van die sporen vertelt hij verhalen en laat hij mensen met een andere blik naar de stad kijken. ‘Er is zoveel geschiedenis te zien waarvoor je niet de grond in hoeft. Ik hoor regelmatig dat mensen na het lezen van een artikel altijd aan de geschiedenis van die plek moeten denken als ze er langsfietsen. Daar doe ik het voor.’ Naast zijn werk als freelance journalist doet hij ook nog adviesklussen als archeoloog.
Een logisch vervolg
Het idee voor de reeks ontstond met in gedachten het voormalige pand van het Instituut voor Prehistorie in de Breestraat. ‘Daar zit nu een winkel in. Door de hele stad staan zoveel panden met een universitair verleden.’ Na een eerdere serie over de sporen van Leidens Ontzet was de Universiteit Leiden een logisch vervolg.
We lopen verder over het Rapenburg. Kok wijst op de voordeur bij het kantoor van studentenhuisvester DUWO. Op een oud luikje in de deur staat ‘materiaal voor onderzoek’. ‘Hier zat begin twintigste eeuw het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Via dat luikje kon je monsters inleveren voor onderzoek.’ Het is een van de vele sporen die de faculteit Geneeskunde door de hele stad heeft achtergelaten. ‘Als je het eenmaal weet, dan zie je het altijd’, zegt Kok lachend.
Aan het einde van de rondleiding heeft Kok nog mooi nieuws. Naar verwachting verschijnt volgend jaar zijn boek bij uitgever Walburg Pers, waarin de reeks ‘Sporen van de Universiteit Leiden’ is gebundeld en bewerkt.
-
’Door de hele stad staan zoveel panden met een universitair verleden.’ -
Op Rapenburg 6 zat in de jaren vijftig het Prytaneum, destijds het hart van de academische gemeenschap. -
Aan het Pieterskerkhof werd in 1799 het eerste academisch ziekenhuis van Leiden gevestigd.