Hoog tijd voor aandacht voor jeuk in de psychologie
Patiënten met chronische jeuk kunnen hun aandacht vaak nergens anders meer op richten. Psychologen willen hen graag helpen maar weten nog te weinig over aandacht en jeuk. Psycholoog Jennifer Becker onderzocht deze relatie daarom eerst bij gezonde proefpersonen. Ze promoveert 25 juni.
Waarom heb je als psycholoog onderzoek gedaan naar jeuk?
’Na mijn researchmaster cognitive neuroscience kreeg ik de mogelijkheid om te gaan promoveren in het project van Antoinette van Laarhoven, die onderzoek doet naar de psychologische aspecten van jeuk en pijn. Een grote groep mensen heeft chronische pijn- of jeukklachten die medisch niet te verhelpen zijn. Vanuit de psychologie zijn we daarom gaan bedenken wat wij voor hen kunnen betekenen. Naar pijn is al vrij veel onderzoek gedaan, maar naar jeuk nog bijna niet. En dat moet wel, want jeuk kan heel erg zijn. Mensen met ernstige brandwonden bijvoorbeeld hebben eerst heel erge pijn, en wanneer de wonden genezen heel erge jeuk. Vaak geven ze aan dat dat nog erger is.’

Hoe heb je dat aangepakt?
'Ik heb onderzoek gedaan bij gezonde proefpersonen. Een van de dingen waar we ons op richten is aandacht. Jeuk en pijn zijn allebei signalen van het lichaam dat er iets niet goed gaat, dat je gezondheid bedreigd wordt. Jeuk is dan een waarschuwingssignaal, dat de aandacht trekt. Jeuk is ook “besmettelijk”, zo weten we uit ervaring. Als ik je iets vertel over luizen, ga je misschien meteen krabben. En als je iemand anders ziet krabben, kun je zelf ook jeuk krijgen. Patiënten met chronische jeuk zeggen bovendien vaak dat jeuk zo afleidt, dat ze nergens anders aan kunnen denken.
‘Daarom heb ik onderzoek gedaan naar wat we attentional bias noemen. We hebben met name gekeken naar reactietijden van proefpersonen die kijken naar een computerscherm met twee afbeeldingen: een arm waaraan wordt gekrabd en een neutrale arm. Ook hebben we jeuk opgewekt met kleine elektroden op de huid, en dat gecombineerd met een reactietaak. In vervolgexperimenten hebben we geprobeerd de aandacht te manipuleren, met een trainingsmethode die ook wordt onderzocht bij bijvoorbeeld mensen met angststoornissen. Onze hypothese was dat de krab-plaatjes en de jeuksensaties onbewust én bewust sneller de aandacht zouden trekken, en dat je die aandacht misschien kon afleiden.’
En wat hebben jullie ontdekt?
‘Bijna niets was zoals we hadden verwacht. Soms was de uitkomst niet helemaal duidelijk, maar in de meeste experimenten trokken de jeukplaatjes en de jeuksensaties niet sneller de aandacht dan hun neutrale tegenhangers.’

Was dat demotiverend?
‘Toen ik mijn artikelen stuk voor stuk publiceerde, dacht ik wel: waarom komt er nooit eens iets uit? Al wist ik heus wel dat een negatief resultaat ook een waardevol resultaat is. Maar toen ik het voor de samenstelling van mijn proefschrift in zijn geheel bekeek, was ik toch erg blij. We hebben dit allemaal toch maar uitgezocht en geleerd. En ook methodologisch is het heel waardevol geweest. Het waren best ingewikkelde experimenten met soms meer dan 120 proefpersonen.
‘Bovendien bracht de uitkomst me terug bij een ander idee, namelijk dat er sprake kan zijn van aandachtsvermijding. Dit zou evolutionair gezien ook een plausibele verklaring kunnen zijn. Als iemand aan het krabben is, denk je misschien onbewust dat diegene een besmettelijke huidaandoening heeft en dat je uit de buurt moet blijven. En als je een jeukbron zoals een brandnetel ziet, zet je ook een stap opzij. Aandachtsvermijding bij jeuk is nog vrijwel niet direct onderzocht dus dat zou interessant zijn.’
Hebben we al iets aan je onderzoek voor patiënten met chronische jeuk?
‘Nee, en eerlijk gezegd denk ik dat de aandachts-reacties van gezonde mensen niets zeggen over patiënten, dat er andere mechanismen aan het werk zijn. Naar patiënten met chronische jeuk is nog vrijwel geen aandachtsonderzoek gedaan, en wij hebben nu mooie experimenten opgezet en uitgevoerd. Die kennis kunnen we meenemen in patiënten-onderzoek.’
Wat doe je nu?
‘Ik ben nu postdoc in grote onderzoeksprojecten van Health~Holland en VWS naar pandemische paraatheid. Dat is meer een gedrags- en beleidsmatig onderzoek, met heel veel verschillende, ook externe mensen aan tafel, en het is ook erg interessant en leerzaam. Later dit jaar loopt het af, en dan wil ik erg graag terug naar de medische psychologie. Ik weet nu precies aan welke vragen ik zou willen gaan werken en ik houd erg van experimenten bedenken en uitvoeren.’