Universiteit Leiden

nl en

Hoe nuttig is het Nationale Voorleesontbijt?

Tijdens het Nationale Voorleesontbijt op 23 januari wordt het belang van voorlezen benadrukt. Maar hoe leren kinderen een taal? En helpt het om voor te lezen? Claartje Levelt, hoogleraar Eerste taalverwerking, geeft tekst en uitleg.

Hoe nuttig is zo’n Nationaal Voorleesontbijt?

‘Voor een goede taalontwikkeling is het erg belangrijk is dat kinderen taalinput krijgen uit hun omgeving. Daarbij is het niet genoeg dat ze enkel de taal horen, want dan zouden ze voldoende hebben aan de radio of televisie. Nee, je hebt momenten nodig van shared attention, gedeelde aandacht. Kinderen moeten samen met iemand anders talig bezig zijn, bijvoorbeeld met hun ouders. Voorlezen is zo’n moment bij uitstek.’

En dat zie je terug in het succes waarmee kinderen taal verwerven?

‘Ja, dat klopt. Onderzoek waarbij ouders hun kinderen een paar weken dagelijks 20 minuten voorlazen liet bijvoorbeeld een duidelijke positieve invloed op de taalontwikkeling zien, en ook na een halfjaar was die invloed nog meetbaar. En een goede taalontwikkeling is weer enorm belangrijk voor de schoolcarrière van een kind. Dat wordt nog wel eens vergeten omdat taal zo vanzelfsprekend lijkt te zijn.’

Hoe leren kleine kinderen klanken en woorden?

‘Kinderen moeten woorden ontdekken in de omgevingstaal, de klanken ervan opslaan in het geheugen, en die klankcombinaties leren uitspreken. Dat gaat meestal niet in één keer goed. Neem een woord als 'brood'. Eerst zeggen kleine kinderen vaak ‘bo’, een tijdje later ‘bood’, en nog wat later pas het volledige woord. Het leuke is dat de stappen in deze ontwikkeling voor een deel universeel zijn. Zo is het overal ter wereld zo dat kleine kinderen beginnen met combinaties van een medeklinker en een klinker. De woorden ‘papa’ en ‘mama’ hebben deze oorsprong.’

Wat onderzoek je zelf?

‘Ik onderzoek het systeem achter de ontwikkeling van ‘bo’ naar ‘brood’. Ontstaat 'bo' dat omdat een kind de klanken van het woord nog niet volledig heeft opgeslagen in het woordgeheugen? Of is dat wel het geval, maar gaat het mis als die informatie wordt omgezet naar spraak? De uitkomsten van een van mijn laatste experimenten  bij tweejarigen suggereren het laatste. Ik liet kinderen plaatjes zien van woorden die alleen verschilden in de klanken 'p' of 'b', zoals 'peer' en 'beer'. Een 'b' is voor kleine kinderen moeilijk uit te spreken. Kinderen zeggen dan ook vaak ‘peer’ in plaats van ‘beer’. Maar als ze net een plaatje van een 'peer' hadden benoemd wisten veel kinderen hun uitspraak van 'beer' te verbeteren. We konden akoestisch meten dat de klank 'b' in deze context veel meer op een echte 'b' leek. De klanken 'p' en de 'b' verschillen dus wel degelijk in het woordgeheugen, maar in de uitvoering kan het verschil verdwijnen.’

Waarom is het belangrijk om dit te weten?

‘Je moet het normale leerproces begrijpen om de uitzonderingen erop te kunnen zien. Je kunt kinderen met een taalachterstand immers beter helpen als je begrijpt waar het systeem zou kunnen haperen.’

Tot slot: heb je nog een tip voor de jonge ouders?

‘Leg die telefoon eens weg. Juist daardoor mis je vaak de momenten van shared attention met je kinderen. Ik vermoed dat dit de taalontwikkeling negatief kan beïnvloeden. Een van mijn jonge collega's hoopt daar binnenkort uitgebreid onderzoek naar te doen. En vaak samen een boek lezen helpt dus ook!’

Tekst: Merijn van Nuland
Mail de redactie

Helpt uw baby de wetenschap vooruit?

Bent u geïnteresseerd in de taalontwikkeling van uw baby? Doe dan mee aan onderzoek in het Babylab van de Universiteit Leiden. We zijn altijd op zoek naar kinderen van nul tot dertig maanden. Meer informatie.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.