Universiteit Leiden

nl en

Augustijnen onthullen recept voor hechte vriendschappen

Het is een heilige graal onder gedragswetenschappers: kun je voorspellen hoe hecht een groep wordt? Een internationaal onderzoeksteam uit Leiden, Oxford en Helsinki onderzocht het ontstaan van vriendschappen bij de Leidse studentenvereniging Augustinus en dat leverde opmerkelijke resultaten op.

De onderzoekers stonden nog maar net met een biertje in de borrelzaal van Augustinus toen ze plotseling getuige werden van een rite de passage. Een opgewonden groep eerstejaars met geverfde gezichten stroomde de zaal binnen. Al dansend en rivaliserend zingend vierden ze de inauguratie van hun nieuwe cordialen, de jaarclubs van Augustinus.

Augustijnen in de Saint, de borrelzaal. Foto: Marc de Haan

Versnelde vriendschapsvorming

‘Wow, dat was smullen’, herinnert de Leidse wetenschapper Max van Duijn zich die in zijn studententijd ook bij Augustinus zat. ‘Mijn Britse collega Tamas David-Barrett doet over de hele wereld gedragsonderzoek. Hij was verrast wat hij hier in Leiden aantrof.’ De oud-Augustijn vertelde hem een keer in Oxford dat zijn vroegere studentenvereniging een soort snelkookpan is voor vriendschapsvorming. Dat bleek precies het onderzoeksterrein van antropoloog David-Barrett. Hij raakte direct geïnteresseerd en niet lang daarna tuigde een internationaal onderzoeksteam de Friendship Fraternity Study op en Augustinus wilde wel meewerken aan het onderzoek.

Op een symposium ter ere van het 125-jarig bestaan van Augustinus deelde het onderzoeksteam voor een zaal vol leden de voorlopige onderzoeksresultaten.

Bindingshormonen

Wat is er zo bijzonder aan dit type studentenvereniging? Van Duijn legt uit: ‘Het is een antropologisch cliché maar in traditionele samenlevingen heb je vaak een concentratie van een aantal rituelen: samen zingen, synchroon bewegen door bijvoorbeeld te dansen, samen koken en eten, een sterk symbolische cultuur en een gedeelde mythologie. Het is bekend dat er dan bindingshormonen vrijkomen. In moderne samenlevingen zijn dit soort activiteiten meestal erg gefragmenteerd en verspreid. Samen zingen doen we in de kerk of in een koor. Sporten, eten of dansen doen we weer met anderen. Maar bij een Nederlandse studentenvereniging zie je al die activiteiten samenkomen in een vergelijkbare rituele setting.’ 

Familieachtige supportgroep

Zo’n plaats waar ook in de 21eeuw alles samenkomt is dus een goudmijn voor onderzoekers. ‘Vanouds is de universiteit een plek waar jonge mensen uit alle hoeken van het land naartoe komen. Ze laten hun familie en vrienden achter en moeten in korte tijd een nieuwe supportgroep opbouwen. Je ziet daarom rondom universiteiten cultureel geëvolueerde verbanden en instituties die daarbij kunnen helpen’, aldus Van Duijn. De Friendship Fraternity Study startte in 2013 en inmiddels hebben de onderzoeker al diverse artikelen erover gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften. 

Driehonderd eerstejaars Augustijnen lopen in 2014 naar de Pieterskerk voor hun inauguratie. Foto: Loek Kopermolen (Unity).

Onderzoekers wilden niet al te aanwezig zijn

Bijna vier jaar lang volgde het onderzoeksteam de lichting Augustijnen die in 2013 lid werd. Dat deden ze vrijwel niet op de vereniging zelf. Van Duijn: ‘Zeker na zo’n inauguratieritueel jeukten onze handen om meer observerend onderzoek te doen in het pand. Maar we wilden zo min mogelijk invasief aanwezig zijn om de sociale processen niet te beïnvloeden.’ In enquêtes beantwoordden ruim 250 Augustijnen periodiek vragen over zichzelf en hun cordial, de jaarclub. Ook deden ze mee aan een aantal experimenten.

Persoonlijkheid belangrijke voorspeller

Interessant voor gedragswetenschappers - en voor Augustijnen de gouden vraag- is of groepsvorming vooraf te voorspellen is. Welke cordialen worden het hechtst? Wat maakt dat leden vaak bijeenkomen en een hoge mate van verbondenheid ervaren? Het onderzoeksteam concludeert: cordialen met grotendeels dezelfde soort persoonlijkheden, zoals introvert of extravert, blijken hechter en succesvoller naar bepaalde maatstaven dan groepen die diverser zijn samengesteld. En dat geldt ook voor het hebben van eenzelfde soort moraal. Maar volgens veel onderzoek is diversiteit toch juist goed voor teamverband? Van Duijn: 'We hebben geen werksituaties onderzocht. Mogelijk is diversiteit wel goed voor een team dat doelgericht ergens aan moet werken omdat onderlinge verschillen de groep scherp houdt.’

Rivaliserend zingen

Op een experimentendag zongen de Augustijnen zowel coöperatief als competitief hun verenigingsliederen zoals ze dat ook op de sociëteit doen. De onderzoekers stelden groepjes samen van Augustijnen uit hetzelfde cordial en leden uit andere jaargroepen. Door gezamenlijk te zingen bleken ze in korte tijd een verhoogde verbondenheid te voelen met mensen die ze daarvoor niet goed kenden. Maar zingen kan ook een ‘donkere kant’ hebben, ontdekte het team. Door competitief te zingen – elkaar overstemmen met een rivaliserend lied – tegen cordialgenoten gaven deelnemers kort na de bijeenkomst aan minder verbondenheid te voelen met die leden van hun eigen jaarclub. Van Duijn: ‘Dit ebt waarschijnlijk snel weg als je weer andere dingen met elkaar doet – net als dat je niet meteen goede vrienden wordt van één keer samen zingen. Maar wat we vooral interessant vonden is dat je meetbaar en real time het gevoel van verbondenheid dan wel vervreemding teweeg kunt brengen door samen te zingen.’

Onderzoek reünisten Augustinus

De vraag is hoe lang die in de studententijd gesmede vriendschappen standhouden. Daarvoor peilde het team de reünisten van Augustinus die tussen 1995 en 2005 lid werden en nu dus dertigers en veertigers zijn. De vriendschappen blijken langdurig en veel cordialgenoten zien elkaar nog geregeld. Van Duijn: ‘Natuurlijk zijn de mensen die nog een band hebben met Augustinus meer geneigd om mee te doen aan het onderzoek. Maar we hebben meer dan honderd cordialen in de dataset en tweederde ziet elkaar nog met regelmaat.’

Netwerk goed voor welzijn

De deelnemers aan het onderzoek blijken ook redelijk hoog te scoren op de vraag hoe tevreden ze zijn over hun leven en dat is niet zo gek. Van Duijn: ‘Een stabiel sociaal netwerk is een goede voorspeller voor je gezondheid en welbevinden op de langere termijn. Er zijn zelfs Scandinavische studies die beweren dat een goed sociaal netwerk bijna net zo’n belangrijke voorspeller is voor de levensverwachting als wel of niet roken.’

De getallen van Dunbar

De structuren van Augustinus komen grofweg overeen met de getallen van 5, 15, 50 en 150 uit de sociale netwerktheorie van  psycholoog Robert Dunbar uit Oxford, aldus Van Duijn. Mensen hebben gemiddeld met vier andere mensen de meest intieme band en opereren daarnaast binnen een netwerk van ongeveer 15 vrienden. Coridalen zijn meestal ook zo groot en die bestaan dikwijls uit intiemere kernen van 5. Gezelschappen - de disputen met leden uit meerdere jaarlagen binnen Augustinus - tellen meestal zo'n 50 leden. En vrijwel ieder jaar zijn er twee kampgroepen van 150 eerstejaars Augustijnen. Niet voor niets denkt Dunbar, een specialist in primatengedrag, al jaren enthousiast mee over het onderzoek op Augustinus.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.