Universiteit Leiden

nl en

International Environmental Obligations and Liabilities in Deep Seabed Mining

Op dinsdag 26 juni 2018 verdedigt Linlin Sun haar proefschrift ‘International Environmental Obligations and Liabilities in Deep Seabed Mining’. De promotoren zijn prof. dr. N.J. Schrijver en prof. dr. E.C.P.D.C. De Brabandere.

Diepzeebodemmijnbouw (DSM) – mijnbouwactiviteiten in de diepzeebodem die buiten de nationale rechtsmacht vallen (‘het Gebied’) – bevindt zich in een cruciale overgangsperiode tussen exploratie en exploitatie. Tegen deze achtergrond wordt de vraag 'hoe kan het gemeenschappelijke belang van de bescherming van het marinemilieu bij DSM gewaarborgd worden' hoe langer hoe dwingender.

Dit proefschrift behandelt deze kwestie door te trachten een antwoord te geven op twee belangrijke juridische vragen waarmee alle deelnemers aan DSM – de aannemer, de sponsorstaat en de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) - zich geconfronteerd zien.

  1. Wat zijn hun internationale milieurechtelijke verplichtingen?
  2. Wat zijn de juridische consequenties van het schenden van deze verplichtingen?

Linlin Sun beargumenteert, ten eerste, dat de algemene regels van het internationaal milieurecht meestal van toepassing zijn in de context van het Gebied; ten tweede, dat hoewel de juridische aard en de rol van de drie hoofdactoren verschillen, deelnemers aan DSM materieel gezien dezelfde internationale milieurechtelijke verplichtingen dragen. Eerst en vooral moeten zij zich houden aan het preventiebeginsel, moeten zij een voorzorgsbenadering kiezen, zich houden aan de milieurechtelijke best practices en een milieueffectrapportage uitvoeren, met als doel het voorkomen van milieuschade. Als milieuschade optreedt, bestaat aansprakelijkheid waar bewezen kan worden dat sprake is van onrechtmatige daden van deelnemers en causaal verband tussen de gedraging en de milieuschade. Het doel van de aansprakelijkheid is herstel van het beschadigde zeemilieu. Milieuschade is het kernbegrip waaromtrent het onderzoek als geheel centreert.

Het onderzoek beargumenteert voorts dat het vaststellen van milieurechtelijke aansprakelijkheid stuit op grote praktische moeilijkheden, nu geen van de constitutieve vereisten voor aansprakelijkheid in de praktijk eenvoudig te bewijzen is. Ondanks deze inherente zwakte zijn aansprakelijkheidsregimes inzake DSM nodig, nu zulke regimes een preventieve, reparatoire en correctieve functie hebben. Hoewel deze laatste twee functies in de praktijk wellicht niet benut worden, kan louter het bestaan van een aansprakelijkheidsregime al een preventieve of afschrikwekkende functie dienen. Tegelijkertijd worden alternatieve regimes aangedragen, zoals verplichte verzekering, of een systeem van financiële zekerheidstelling, milieu-compensatiefondsen, of gereguleerde aansprakelijkheid van de aannemer in het geval van een milieuramp.

De verwachting dat de exploitatiefase binnenkort aanvangt activeert de aannemer, de ISA en de sponsorstaten. Het juridische kader aangaande DSM ontwikkelt zich snel. Het opstellen van Exploitatie Regelgeving staat op dit ogenblik bovenaan de agenda van de ISA. Door de fundamentele internationale regels omtrent milieubescherming in DSM voor alle deelnemers te identificeren en te verhelderen legt dit proefschrift duidelijk de basis voor de verdere ontwikkeling van het DSM-regime, zij het politiek of juridisch. Met name laat het zien dat het milieuaspect een inherente beperking legt op mijnbouwactiviteiten in het Gebied in de toekomst. Dit draagt bij aan een beter begrip vanuit juridisch perspectief van de afweging tussen economische ontwikkeling en milieubescherming, en van het internationaal beheer van de global commons gericht op de gemeenschappelijke belangen van de internationale gemeenschap als geheel.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.