Universiteit Leiden

nl en

Het verhaal achter de oorlogsslachtoffers

Herta Mohr was een veelbelovende Egyptoloog die omkwam in Bergen-Belsen. Jurist Amandus Wolfsbergen stierf in Auschwitz, niet wetende dat zijn werk decennialang gezaghebbend zou zijn. Dankzij onderzoek van promovendus Adriënne Baars is de universitaire lijst van ‘Leidse’ oorlogsslachtoffers nu aangevuld met veel persoonlijke informatie.

Slachtoffers eren door hun verhaal te vertellen. Met die motivatie werkte Baars aan een nieuwe lijst van oorlogsgetroffenen. In 1952 kwam het gedenkboek In Memoriam 1940-1945 uit in opdracht van het College van Bestuur van de Leidse universiteit. Het bevat een namenlijst van 663 studenten, alumni en medewerkers die omkwamen in vernietigingskampen, geëxecuteerd werden omdat ze in het verzet zaten, of tijdens de oorlog omkwamen in Azië. Het boek vermeldt van elke persoon het jaar en de plaats van overlijden.

‘Iedereen mag gezien worden’

Baars, die als buitenpromovendus onderzoek doet naar gepubliceerde herinneringen over kampervaringen, werd gegrepen door de kale lijst met slechts de namen, jaartallen en plaatsen van overlijden. ‘Ieder persoon mag gezien worden. Ik wilde de slachtoffers hun verhaal teruggeven.’ Ze ging op onderzoek uit en ontdekte dat van veel slachtoffers wel degelijk verhalen bekend waren. Vorig jaar noemde ze in het artikel ‘Leidse slachtoffers WOII krijgen een gezicht’ al enkele voorbeelden. Nu heeft ze de In Memoriam-lijst verder aangevuld met persoonlijke informatie zoals deze nieuwe versie van In Memoriam 1940-1945 laat zien. Baars werkt samen met de landelijke Oorlogsgravenstichting die op de eigen site ook veel portretten verzamelt van slachtoffers. Wie op deze site zoekt op ‘Universiteit Leiden’ vindt alle slachtoffers van wie bekend is dat ze met de Leidse universiteit verbonden zijn geweest. Iedereen is welkom om de lijst verder aan te vullen met foto’s en ontbrekende informatie.

Gerrit Kastijn. Foto: Oorlogsgravenstichting

Zelfmoord

Behalve de database van de Oorlogsgravenstichting vond Baars ook informatie op de site van het Joods Monument en Leiden4045. Daarnaast achterhaalde ze veel persoonlijke gegevens in boeken, artikelen en andere bronnen. Ook bij de vernieuwde In Memoriam-lijst zijn enkele kanttekeningen te plaatsen, merkt Baars op. Niet iedereen op de lijst is een ‘wrede’ dood gestorven: van sommigen is bekend dat ze een natuurlijke dood zijn gestorven, zoals hoogleraar algemene geschiedenis Johan Huizinga. Een relatief hoog aantal van de overledenen bleek zelfmoord gepleegd te hebben; zeven mensen in mei 1940 en anderen later in de oorlog. Zoals de neuroloog en verzetsstrijder Gerrit Kastein die tijden zijn arrestatie in 1943 uit een raam sprong. Of Elsa Molhuyzen-Oppenheim, een medewerkster van de Universiteitsbibliotheek die ontslagen werd omdat ze Joods was.  

Werk in uitvoering

De lijst die er nu is, blijft ‘werk in uitvoering’, benadrukt Baars. ‘Er blijven verhalen opduiken en aanvullingen zijn altijd welkom.’ Zo belde begin dit jaar de 82-jarige Leonard Wolfsbergen op die zijn vader Amandus niet op de lijst vond. Die bleek er wel op te staan, maar doordat de lijst op aankomstjaar is geordend, was hij lastig te vinden. In het nieuwe bestand kan nu ook op achternaam gezocht worden. Let wel: de spelling van bepaalde namen, soms wordt bijvoorbeeld y geschreven in plaats van ij, en de spelling van de namen in en uit voormalig Nederlands-Indië kan verschillen.

Amundus Wolfsbergen. Foto: Oorlogsgravenstichting

Amandus Wolfsbergen

Op het symposium Herdenkingscultuur en de Leidse universiteit op 4 mei, een initiatief van hoogleraar moderne letterkunde Yra van Dijk, spreekt Baars over haar onderzoek en zoomt ze in op het verhaal van enkele slachtoffers. Zoals dat van Amandus Wolfsbergen (1903-1944), een Joodse jurist. Wolfsbergen begon in 1921 aan de studie Nederlands recht in Leiden en promoveerde hier ook. Hij werd compagnon van een Rotterdams advocatenkantoor en trouwde met Dora Ebes met wie hij een zoon kreeg. Bij het bombardement op Rotterdam in mei 1940 werd zijn advocatenkantoor volledig verwoest. Vanwege zijn Joodse afkomst werd hij in november van dat jaar ontslagen als rechter-plaatsvervanger bij het kantongerecht Rotterdam.

In zijn laatste brief uit Westerbork schreef Wolfsbergen aan zijn vrouw: "Tenslotte mijn boek, Ik zou het erg graag gedrukt hebben, als dat kan. …Zou je met Aad [Schadee aan wie het manuscript was toevertrouwd] in deze zin willen opnemen. (…) Het lijkt waarachtig of ik een soort testament schrijf, en toch ligt het mij helemaal niet 'op de leden' dat zoiets nodig is, het is alleen mijn verlangen, alle gebeurtelijkheden zo mogelijk vooruit te regelen.’

In die eerste oorlogsjaren werkte Wolfsbergen aan een belangrijke juridische publicatie Onrechtmatige daad. Vanaf september 1943 kreeg de jurist een leidende functie in de Joodse Raad in Rotterdam. In rechterlijke kringen zamelde hij en anderen geld in voor bonkaarten om ondergedoken Joden te helpen. De functie in de Joodse Raad kon niet verhoeden dat Wolfsbergen in april 1944 zelf werd opgepakt. Hij werd naar Westerbork afgevoerd en daarna naar Auschwitz waar hij op 20 november 1944 stierf. Postuum gaf de Universitaire Pers in 1946 zijn publicatie Onrechtmatige daad uit met een 'In Memoriam' van hoogleraar burgerlijk recht Eduard Meijers (die vanwege zijn Joodse komaf ook vervolgd was in de oorlog). Het boek zou enkele decennia de leidende publicatie worden over artikel 1401 van het oud-Burgerlijk Wetboek. 

Herta Mohr. Foto: Oorlogsgravenstichting

Egyptoloog Herta Mohr

Een ander tragisch voorbeeld is de geschiedenis van de egyptoloog Herta Mohr (1914-1945). Op het herdenkingssymposium op 4 mei vertelt de Leidse promovendus Nicky van de Beek over deze katholieke vrouw van Joodse komaf. Tijdens een onderzoek naar een graftombe in het Rijksmuseum van Oudheden stuitte ze op het onderzoek van Mohr, die net als Van de Beek de tombe in het RMO bestudeerde. Mohr vluchtte in de jaren ’30 met haar familie uit Wenen. Ze studeerde Egyptologie in Leiden en was lid van Augustinus. In de oorlog werkte ze aan een boek over de graftombe van de Egyptische rechter en priester Hetepherakhty (die leefde rond 2400 voor Chr.) Mohr had zwart-witfoto's gemaakt van vele details van de decoratie van het graf, maar omdat de kapel in de oorlog niet meer toegankelijk was, moest ze haar facsimile tekeningen baseren op foto’s van een eerdere onderzoeker.

Vlak voor einde oorlog omgekomen

In 1942 werd ze opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Vlak daarvoor of tijdens haar verblijf in Westerbork schreef ze nog het voorwoord van haar boek over de graftombe. Het boek kwam in 1943 uit en maakte indruk; zelfs enkele Duitse universiteiten schaften nog in de oorlog haar boek aan. Na Westerbork kwam Mohr in Auschwitz terecht. Volgens de officiële documenten is ze op 15 april 1945 in Bergen-Belsen omgekomen, maar mogelijk overleed ze al eerder onderweg naar dit vernietigingskamp, vertelt Van de Beek.

Monument voor de hele academische gemeenschap

Baars is benieuwd of er nog nieuwe aanvullingen komen naar aanleiding van de vernieuwde lijst en het herdenkingssymposium. Maar, zo benadrukt ze, de lijst zal wellicht nooit helemaal ‘af’ zijn. ‘Ook de onvolledige lijst moet gezien worden als een monument voor de héle getroffen universitaire gemeenschap.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.