Onderzoeksproject
Oudheid in de Hortus Botanicus Leiden
Welke planten in de Mediterrane tuin waren al bekend bij de oude Grieken en Romeinen, en hoe werden ze toegepast?
- Looptijd
- 2024 - 2025
- Contact
- Kim Beerden
- Partners

Dit is een samenwerkingsproject tussen het Instituut voor Geschiedenis en de Hortus Botanicus (Leiden). Kim Beerden, Patricia Kret en Pam de Groot schreven teksten over antieke (Grieks-Romeinse) toepassingen van planten voor bordjes het bibliotheekbankje in de nieuwe Mediterrane tuin van de Hortus. De teksten zijn hieronder te vinden.
Dankzij het werk van antieke schrijvers weten we veel over het gebruik van planten in de oudheid. Zij gebruikten geen moderne naamgeving. We weten daardoor nooit helemaal zeker welke soort met de oude plantennaam bedoeld werd. Maar bij de soorten waarover je hier leest is dat vermoedelijk wel zo.
Afbeelding: uitsnede uit Korintische zuil met festoen van tarwe en granaatappels; uit de peristijl van de Villa van P. Fannius Synistor in Boscoreale. The Met Museum (Open Access)
Druiven, wijn, sociaal leven en religie zijn in de oudheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo werd de Griekse god Dionysus vereerd als god van de wijn en afgebeeld met de mooiste trossen heerlijke druiven. In de oudheid werd wijn zeer veel gedronken maar meestal aangelengd met water. Er waren daarnaast allerlei manieren om de smaak en temperatuur nog interessanter te maken: verkoelen met ijswater, mengen met bijvoorbeeld kruiden, honing of zout. Door toenemende vraag werden druiven steeds grootschaliger geteeld op landgoederen. Ze werden vaak ter plekke geperst met blote voeten in grote kuipen of in een wijnpers. Wijn werd meestal ‘jong’ gedronken en niet lang bewaard. Ook was er verschil in kwaliteit: vanaf ongeveer de eerste eeuw voor het begin van onze jaartelling lezen we over het onderscheid tussen een heerlijke en dure ‘grand cru’ en een simpel lokaal wijntje. Om wijn te kunnen maken, moet de druivenoogst natuurlijk wel lukken. In de oudheid gebruikten mensen rituelen en amuletten om de oogst te beschermen tegen storm, hagelstenen en onverwachte vorst en sneeuwval.
De geurige rozemarijn werd in de oudheid al veelvuldig gebruikt. Opmerkelijk is: waar wij zouden verwachten dat dit kruid in de keuken gebruikt werd, was dat niet zo! Van takken rozemarijn werden kransen gemaakt om onder andere bij begrafenissen te gebruiken en rozemarijn had een functie bij bruiloften, maar het stond vooral bekend als een medicinaal kruid. Zowel de wortel, de bladeren als de zaadjes werden gebruikt tegen allerlei kwaaltjes. Antieke artsen als Dioscorides schrijven dat rozemarijn zou helpen tegen vermoeidheid, dat je er beter van zou kunnen gaan zien, dat het wonden zou kunnen helen, en dat het de borstvoeding zou stimuleren. Soms moest een onderdeel van de plant dan met wijn gemengd worden. Plinius schrijft ook dat tegen hoest rozemarijn met honing werd gemengd, wat zeker doet denken aan een ouderwets hoestdrankje. Dan is er nog een interessante toepassing: Theophrastus zegt dat de wortels van rozemarijn tussen kleding tegen motten helpen! Wie weet.
Hoewel de naam anders doet vermoeden hebben de zoete, sappige, rode aardbeien die je misschien zelf in de tuin hebt staan en de rode vruchtjes in deze boom niets gemeen qua smaak. Dit wist de Romein Plinius: hij zag een uiterlijke overeenkomst tussen de ‘grond-aardbei’ en de vruchten in de aardbeiboom. Ook volgens hem was er wel één groot verschil: de smaak. Plinius raadt het sterk af om de vruchten te eten, ze zijn niet lekker en je krijgt er buikpijn van. De vruchten mogen dan niet lekker zijn, ze werden wel gewaardeerd om hun felrode kleur. In de stad Pompeii, aan de voet van de Vesuvius in de buurt van Napels, werd de aardbeiboom afgebeeld op muurschilderingen die de wanden van huizen decoreerden. Er is geen bewijs gevonden dat de boom in de tuinen in de stad stond, maar hij groeide wel in de omgeving van Pompeii. Daar is hij nu ook nog steeds te vinden.

Je kent ze misschien wel, kransen van laurierbladeren als prijs voor een winnaar. Oude Grieken kroonden er winnaars mee. Romeinse generaals droegen een lauwerkrans tijdens een triomftocht door Rome na het winnen van een oorlog. De laurier stond dan ook wel bekend als ‘brenger van vrede’. Nog steeds hebben we het over een laureaat of gelauwerde, en gebruiken we uitdrukkingen als ‘op je lauweren rusten’. Tegenwoordig koken we met laurier, maar in de oudheid werd er nog veel meer mee gedaan. Laurier bij de voordeur zou een huis of tempel beschermen tegen allerlei kwade zaken, laurierolie zou blauwe plekken verminderen en een paar bladeren onder je kussen zouden je lekker doen slapen. Volgens de Romeinse schrijver Plinius zou laurier zelfs beschermen tegen blikseminslag! Een belangrijke mythe waarin de laurier voorkomt is die van de nimf Daphne en de god van de zon, muziek, en voorspellingen: Apollo. Apollo verlangt naar Daphne, maar zij niet naar hem. De god achtervolgt haar, maar zij verandert in een laurier. Daarom was laurier voor de god Apollo en zijn vereerders een belangrijke plant.

Olijfzeep is tegenwoordig in allerlei variaties te koop. De Grieken en Romeinen gebruikten ook al producten van de olijf voor verzorging van het lichaam. Zoals het insmeren van de huid met verzorgende olijfolie. Met een strigil (bronzen huidschraper) haalde je overtollige olie en vuil weer van je huid af. Hierna kon er gebaad worden! De olijf werd ook gegeten, de olie werd gebruikt om in te bakken en als smaakmaker voor gerechten. Verder werd olijfolie ook gebruikt om kleine lampjes te laten branden. De boom werd ook voor allerlei religieus-medische doeleinden gebruikt, van oogproblemen tot tandpijn. En tegen koorts kon je een amulet maken door een tekst op blaadje van de olijfboom te schrijven en dat om je nek te hangen. Om genoeg olijven te produceren voor al deze consumptie werd de olijfboom grootschalig opgekweekt. Er was veel kennis over hoe olijfbomen de beste oogst opbrachten en hoe olijven daarna verwerkt konden worden. Olijfpersen waren belangrijke machines. De olie werd vanuit de productiegebieden in kruiken door de hele Griekse wereld en het Romeinse Rijk vervoerd en verhandeld.
De cipres doet velen denken aan vakanties in Italië, waar de boom heel veel voorkomt. Maar sommigen denken misschien aan kerkhoven, waar de boom ook vaak is te vinden. De cipres werd al in de oudheid geassocieerd met de dood. Cipressen werd geplant bij graftombes en geurige ciprestakken werden bij crematies op de brandstapel gelegd. Men geloofde dat er in de onderwereld ook cipressen groeiden. De cipres kon ook een medicinale toepassing hebben. Sommige Griekse dokters (de Hippocratici) dachten dat het zaagsel een genezend effect kon hebben bij bijvoorbeeld gynaecologische klachten. De schrijver Plinius geloofde dat je met het loof gedrenkt in azijn je haren zwart kon verven. Het lange en rechte cipressenhout werd gebruikt voor de constructie van tempels, schepen, paleizen en huizen. Cipressen werden dan ook grootschalig gekapt. Deze houtkap werd in de Romeinse keizertijd als een probleem gezien, wat leidde tot de eerste ‘beschermde landschappen’ (bijvoorbeeld bossen in het huidige Libanon die onder keizerlijk gezag vielen). Die bescherming werkte niet langdurig, maar het laat wel zien dat er nagedacht werd over de nadelen van houtkap.
De granaatappel was in het antieke Griekenland een symbool voor het leven, de vruchtbaarheid en het huwelijk. Mensen offerden bijvoorbeeld ook terracotta granaatappels aan Hera, de godin van het huwelijk. Granaatappels stonden voor de onverbrekelijke huwelijksband. In de antieke mythe van Hades en Persephone, de god en godin van de onderwereld, speelt de granaatappel daarom een belangrijke rol. Persephone was naar de onderwereld ontvoerd door Hades. Doordat ze van een granaatappel at, kon ze niet meer weg: zij at zes zaadjes, dus moest minstens zes maanden per jaar aan de zijde van Hades vertoeven. Tegenwoordig gebruiken we de granaatappel vaak in Midden-Oosterse gerechten. In de Romeinse wereld werden ze ook gegeten. Maar er waren nog veel meer toepassingen. De Romeinse schrijver Plinius vertelt dat het volgende ritueel een jaar lang zou helpen tegen oogproblemen: pluk met duim en ringvinger van de linkerhand de eerste knoppen van de boom. Dan de ogen zachtjes aanraken met de knop. Plinius is zelf wel sceptisch over de werking hiervan!

Vijgen ken je misschien vooral in gedroogde vorm: een tussendoortje voor onderweg. Ook de Grieken en Romeinen aten ze vaak zo. Juist omdat ze gedroogd konden worden speelden ze een belangrijke rol als proviand voor militairen op veldtocht en als wintervoorraad in de stad. De vijg was zo belangrijk dat we al vanaf de vijfde eeuw voor Christus ideeën vinden over hoe de vijgenboom het beste bestoven kon worden. Ook in geneeskunde en religie speelde de vijg een rol. Mensen dachten dat de vrucht een laxerende werking had. Romeinen geloofden ook dat de binnenkant van de bast die door een jonge jongen met de tanden van de boom werd afgetrokken, en vóór zonsopkomst werd omgebonden als amulet, zou helpen tegen zwellingen in de hals. In een beroemd verhaal over de vijg wilde de senator Cato aan de senaat duidelijk maken dat Rome’s vijand, de stad Carthago, vernietigd moest worden. Als ‘bewijsmateriaal’ stond hij op tijdens zijn rede en rolden er sappige vijgen uit zijn toga: hij zei dat ze vers geplukt waren in Carthago, zo dichtbij was de vijand.
Voor meer informatie, zie onderstaande literatuur, voorzien van een link naar de online UB Leiden.
Ager, B.K., Roman Agricultural Magic (Dissertatie Universiteit van Michigan, Ann Arbor 2010).
Armstrong, R., Vergil’s Green Thoughts: Plants, Humans, and the Divine (Oxford 2019).
Baumann, H., Die griechische Pflanzenwelt in Mythos, Kunst und Literatur (München 1986).
Dalby, A., Food in the Ancient World from A to Z (Londen 2003).
Giesecke, A. (ed.), A Cultural History of Plants in Antiquity (Londen 2022).
Gleason, K.L. (2019). The lost dimension: pruned plants in Roman gardens. Vegetation History and Archaeobotany, 28(3), 311–325.
Hardy, G., Totelin, L., Ancient Botany (Sciences of Antiquity Series) (Londen 2015).
Hughes, J.D., The Mediterranean: An Environmental History (ABC-CLIO) (Santa Barbara, CA 2005).
Hünemörder, C., ‘Laurel’, ‘Cypress’, ‘Pomegranate’, ‘Rosemary’, ‘Fig’ en ‘Strawberry tree’ (met C. Walde), in Brill’s New Pauly Online.
Jashemski, W.F., A Pompeian Herbal. Ancient and Modern Medicinal Plants (Austin 1999).
Jashemski, W.F., Meyer, F.G., (ed.), The Natural History of Pompeii (Cambridge 2002).
Jashemski, W.F., Gleason, K.L., Hartswick, K.J., Malek, A-A. (eds.), Gardens of the Roman Empire (Cambridge 2017).
Scarborough, J., ‘The Pharmacology of Sacred Plants, Herbs and Roots’ in: C.A. Faraone, D. Obbink (eds.), Magika Hiera: Ancient Greek Magic and Religion (New York 1991) 138-174.