Universiteit Leiden

nl en

Lezing

Koning Mario en de Heilige Graal. Vijftig jaar Europese monetaire eenwording

Op donderdag 15 februari 2018 ontving het Hazelhoff Centre for Financial Law Roel Janssen, financieel-economisch journalist en schrijver, voor de vijftiende Hazelhoff Guest Lecture.

Auteur
Roel Janssen
Datum
15 februari 2018

Achtergrond ontstaan euro

Roel Janssen begon zijn verhaal met de Parijse studentenrevolte van 1968. Als gevolg van de grote maatschappelijke onrust ontstond een grote Franse kapitaalvlucht naar Zwitserland. Het vertrouwen in de Franse economie daalde hierdoor enorm en zodoende kreeg de koers van de franc een flinke klap te verduren. De verwachting dat de koers zich wel zou herstellen, kwam niet uit.

Uiteindelijk werd de franc gedevalueerd met 11% om de franc concurrerend te houden ten opzichte van omringende Europese landen. Dit leidde tot financiële spanningen en uiteindelijk tot een verzwakking van de gehele Franse economie. De Fransen realiseerden zich dat de monetaire concurrentie met andere Europese economieën onwenselijk was.

In 1989, na de val van de Berlijnse muur, werd een Europees akkoord gesloten om tot een gemeenschappelijk monetair beleid te komen. Als onderdeel van dit akkoord werden de koersen van de Europese munten aan elkaar gekoppeld, om Franse toestanden te voorkomen in de toekomst. Uiteindelijk vormde dit alles de opmaat voor de invoering van de euro in 2002.

Rationele overwegingen voor de invoering van de euro

In de tegenwoordig hevig gepolitiseerde discussie rondom de euro is er weinig oog meer voor de oorspronkelijk rationele overwegingen voor invoering van de euro. De Europese lidstaten wilden hoofdzakelijk de monetaire schommelingen en monetaire concurrentie beperken. Zij leidden namelijk tot het speculeren door hedgefondsen over devaluaties wat financiële instabiliteit door heftige koerswisselingen veroorzaakte. De invoering van een gemeenschappelijke munt kon deze instabiliteit wegnemen. Daarnaast hadden vooral de wat zwakkere Europese landen baat bij het inruilen van hun zwakke munten. Zij wilden op die manier financiële stabiliteit ‘importeren’ uit de sterkere Europese landen.

Wat ging er mis tijdens de eurocrisis?

Tijdens de financiële crisis werd de eurozone flink op de proef gesteld. Bij de invoering van de euro werd er geen gemeenschappelijk economisch beleid afgesproken. Het idee was dat de Europese economieën vanzelf naar elkaar zouden toegroeien door de gemeenschappelijk munt. Wel werden via het Stabiliteits- en Groeipact afspraken gemaakt over de maximale hoogte van het begrotingstekort en de staatsschuld. Deze afspraken bleken onvoldoende om financiële stabiliteit te garanderen.

Het financiële begrotingsbeleid van de Europese lidstaten bleek namelijk zeer uiteenlopend te zijn. De begrotingsdiscipline was in sommige lidstaten geheel zoek. Het merendeel van de centrale banken van de lidstaten verzaakten daarnaast hun monetaire verantwoordelijkheden en reageerden niet adequaat op de crisis. Zij waren protectionistisch ten aanzien van hun nationale ondernemingen en hadden geen oog voor de lange termijn.

Uiteindelijk leidde de crisis tot een negatieve spiraal: door het verlies aan concurrentiekracht kon men het benodigde kapitaal niet meer financieren op de kapitaalmarkten.

Hoe heeft de euro de crisis overleefd?

Dat de euro heeft overleefd wordt dikwijls toegeschreven aan de haast profetische rol die ECB-president Mario Draghi aannam tijdens de crisis. Het meest befaamde moment is zijn toespraak in Londen: “Within our mandate, the ECB is ready to do whatever it takes to preserve the euro. And believe me, it will be enough.” Het werkte klaarblijkelijk, want de eurozone stabiliseerde.

Een vangnet werd opgezet dat bestond uit een uitgebreid pakket aan maatregelen voor noodsteun, uiteindelijk uitmondend in het ESM (Europees Stabiliteitsmechanisme). Het idee van dit mechanisme is dat de lidstaten geld in een gemeenschappelijk fonds storten waarop in crisis verkerende lidstaten aanspraak kunnen maken. Dit fonds zorgde ervoor dat in financiële nood verkerende lidstaten overeind bleven. Bovendien stelde deze zekerheid de financiële markten gerust, zodat de lidstaten weer toegang kregen tot goedkopere financiering op de markt.

Een andere oplossing was de Bankenunie. Een onderdeel van de Bankenunie is de overheveling van het bankentoezicht op banken in de eurozone van de nationale toezichthouders naar de ECB. Hiermee is beoogd de ‘nationale symbiose’ tussen overheden en de bankensector te ondervangen.

Economische kritiek op het huidige systeem

Er is veel economische kritiek op het huidige systeem. In de kern komt deze kritiek erop neer dat de monetaire integratie de grote economische verschillen tussen de lidstaten niet heeft weggenomen. In feite is sprake van ‘one size fits none’. Daarnaast waren de opgelegde bezuinigingsmaatregelen enorm zwaar. Wellicht zo zwaar, dat zij volgens sommigen meer economisch nadeel dan voordeel hebben gebracht. Het noodfonds bleek uiteindelijk de oplossing te zijn, maar in de ‘noordelijke’ lidstaten leidde dit tot politieke verontwaardiging, omdat zij niet bereid waren de ‘zuidelijke’ lidstaten te financieren. Dit dreef een wig tussen noord en zuid.

Daarnaast is er veel kritiek op de rol van de ECB. Het gebruik van het zogeheten quantitative easing (QE), waarbij staatsobligaties van banken worden opgekocht om hen meer liquiditeit te verschaffen, is omstreden. De doelstelling van de ECB is het handhaven van een inflatie van rond de 2%. Dat zou leiden tot de meest optimale economische groei in de eurozone. Omstreden is of QE daadwerkelijk bijdraagt aan dit niveau van inflatie, of dat er andere omstandigheden zijn die hiervoor hebben gezorgd. Daarnaast staat ook niet vast dat banken de vrijgekomen liquide ruimte daadwerkelijk gebruiken voor investeringen in de economie. De risico’s van dit beleid in de zin van de verdamping van pensioengelden en spaargeld, worden ook onvoldoende onderkend.

Hoe nu verder?

De eurolanden zullen hun eigen financiële boekhouding op orde moeten houden, zodat de schuldenniveaus laag blijven. Janssen voorziet dat dit echter niet voldoende zal zijn voor de toekomst. Op termijn is een uitbouw van de monetaire unie naar een politieke unie onvermijdelijk. 

In feite was de EU een antwoord op het nationalisme. De euro heeft geleverd wat het beloofd heeft, maar het wantrouwen is niet weg. De geheimzinnige opstelling en ondoorzichtige besluitvorming van de ECB is daar mede verantwoordelijk voor. Volgens Janssen is het neonationalisme dan ook de grootste bedreiging voor de EU. Hij hekelt het feit dat neonationalisten de verwevenheid van de Unie bagatelliseren. Daarnaast is hun beroep op het sentiment van het verleden onterecht. Men hoeft dan alleen maar terug te denken aan de Parijse studentenrevolte en weet dan wat voor financiële en economische instabiliteit die gebeurtenis voor Frankrijk heeft veroorzaakt.

De toekomst zal uitwijzen of er politieke bereidheid zal bestaan om de huidige problemen aan te pakken. Duitsland en Frankrijk lijken bereid om de handen uit de mouwen steken en te werken aan een verdere Europese eenwording; de positie van Nederland is hieromtrent nog enigszins onduidelijk.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.