Universiteit Leiden

nl en

Proefschrift

Engaging students in the study of physics: An investigation of physics teachers' belief systems about teaching and learning physics

Dit proefschrift omvat vier deelstudies naar de inhoud en structuur van de opvattingssystemen van natuurkundedocenten over het leren en onderwijzen van natuurkunde in het voortgezet onderwijs (VO) in Nederland.

Auteur
Nelleke Belo
Datum
27 maart 2013
Links
Fulltext in Leiden University Repository

Het onderzoek heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de inhoud en structuur van de opvattingssystemen van natuurkundedocenten. Onderzoek naar docentopvattingen is relevant, omdat deze een belangrijke rol spelen in het ordenen van informatie. Bovendien beïnvloeden ze de beslissingen van docenten ten aanzien van onderwijs en instructie. Met name opvattingen over de doelen en didactiek van het natuurkundeonderwijs alsmede opvattingen over de aard van natuurwetenschap worden in dit kader van belang geacht.
In totaal zijn vier deelstudies uitgevoerd onder natuurkundedocenten die werkzaam zijn in het voortgezet onderwijs in Nederland (de leeftijd van de leerlingen is ongeveer 12-18 jaar). Deze deelstudies zijn gebaseerd op enkele fundamentele assumpties over de stabiliteit, organisatie en functionaliteit van docentopvattingen. Daarbij worden opvattingen beschouwd als een onderdeel van het bredere construct van de praktijkkennis van docenten, omdat kennis en opvattingen in het denken van een docent met elkaar verweven zijn.

De algemene conclusies komen op het volgende neer. De vragenlijststudies tonen aan dat de opvattingssystemen van natuurkundedocenten over het leren en onderwijzen van natuurkunde, gemiddeld genomen, bestaan uit gerelateerde opvattingen over de doelen van het natuurkundeonderwijs. Bovendien bevatten deze systemen min of meer losstaande opvattingen over docent-gereguleerd leren, leerling-gereguleerd leren en kennisconstructie en opvattingen over de aard van natuurwetenschap. De interview studies maken duidelijk dat docenten verschillen in hun prioriteiten ten aanzien van de doelen van het natuurkundeonderwijs. Daarnaast is er een verschil gevonden in de mate waarin docentopvattingen over het leren en onderwijzen van natuurkunde leerling-gereguleerd leren reflecteren. Verder is de relatie tussen opvattingen over de aard van natuurwetenschap enerzijds en de doelen en didactiek van het natuurkundeonderwijs anderzijds niet duidelijk.
De algemene discussie van de conclusies begint met een bespreking van de aard van de gebruikte methode in de vier deelstudies. Vervolgens worden de conclusies in verband gebracht met verschillende theoretische perspectieven op docentkennis en -opvattingen. Deze perspectieven betreffen ‘oriëntaties op het bèta-onderwijs’ als onderdeel van het bredere construct van vakdidactische kennis (d.i. ‘pedagogical content knowledge’, PCK), ‘praktijkkennis’ of ‘phronesis’, ‘pedagogische constructies’ (die het resultaat zijn van een interactie tussen docentopvattingen en andere kennistypen), en de competentie van expliciet professioneel redeneren. De discussie mondt uit in diverse suggesties voor vervolgonderzoek naar docentopvattingen, zoals een verdere exploratie van de onderlinge relaties tussen opvattingen in opvattingssystemen en de manifestatie van opvattingen in de praktijk van het lesgeven. Verder volgen enkele praktische implicaties voor de opleiding en professionalisering van docenten. Zo wordt onder andere benadrukt dat het belangrijk is dat docentopleiders de articulatie van opvattingen modelleren en dat zij tevens laten zien hoe die opvattingen voorzien worden van een expliciete onderbouwing, verankerd in de kennisbasis voor het onderwijs. Andere implicaties benadrukken dat men bij het implementeren van curriculuminnovaties rekening dient te houden met verschillen in de opvattingen van docenten. Zo wordt bijvoorbeeld, met betrekking tot het Nederlandse natuurkundeonderwijs, geopperd dat natuurkundedocenten, docentopleiders en curriculumvernieuwers expliciet de discussie aangaan over de doelen van het curriculum of over de rol van opvattingen over de aard van natuurwetenschap in relatie tot het brede doel van ‘natuurwetenschappelijke geletterdheid’ (‘scientific literacy’). Het hoofdstuk sluit af met het standpunt dat natuurkundedocenten, docentopleiders en natuurkundigen een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen om leerlingen te enthousiasmeren voor een vervolgstudie in het natuurkundig domein.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.