‘Irreguliere oorlog verdwijnt niet, hoe graag we dat ook willen’
Oratie beeld: ANP
De strijd tegen opstandelingen, guerrilla’s en verzetsbewegingen is bij experts en militairen een ‘uitermate impopulair’ onderwerp, zegt bijzonder hoogleraar militaire geschiedenis Thijs Brocades Zaalberg in zijn oratie. Hij waarschuwt dat het een vergissing is om deze vormen van irreguliere oorlogvoering te negeren.
De laatste jaren ligt de focus van NAVO-landen logischerwijs vooral op grootschalige, conventionele oorlog tussen staten, zoals de oorlog in Oekraïne en de verdediging van het NAVO-grondgebied. Maar deze reguliere oorlogvoering is volgens Brocades Zaalberg van alle tijden en moeilijk te scheiden van irreguliere oorlogvoering. ‘In werkelijkheid lopen ze voortdurend door elkaar. In Irak begon het regulier met een invasie, maar ontstond al snel een bloedige guerrillaoorlog. Oorlogen zijn vaak mengvormen, of het nou de Tachtigjarige Oorlog, de Napoleontische oorlogen, de Amerikaanse burgeroorlog of de Vietnam-oorlog betreft. Toch bestaat er een sterke neiging de twee vormen te compartimentaliseren.’
De scheiding tussen reguliere en irreguliere oorlogvoering ontstaat vooral uit analytisch gemak en wensdenken, ziet hij. ‘In werkelijkheid zijn oorlogen vloeibaar. Succesvolle veroveringen lopen vaak uit op bezettingen, en falende bezettingen leiden tot opstanden en verzet. Die driehoeksverhouding tussen regulier, irregulier en bezetting bepaalt vaak hoe oorlogen zich ontwikkelen.’
Lessen uit het verleden
Wat kunnen we leren van de lange geschiedenis van irreguliere oorlogvoering? ‘Zelf ben ik niet van de toegepaste geschiedenis en receptenboeken. Wel signaleer ik dat krijgsmachten neigen naar selectief leren – vaak gedreven door militair-culturele of politieke voorkeuren. Dus of ze zien een offensieve “onthoofdingsstrategie” als de sleutel tot snel succes. Of een “bevolkingsgerichte aanpak” en “winning the hearts and minds” is de toverformule. Dat gaat terug tot de koloniale veroveringsoorlogen rond 1900. Ook toen moesten impopulaire oorlogen in verre landen aan een thuispubliek verkocht worden als een sociaal-economisch opbouwproject. Dat controle, dwang en extreem geweld vaak de boventoon voeren, wordt weggepoetst.’
Verder ziet de hoogleraar bepaalde patronen: onderschatting van de tegenstander, overschatting van de waarde van technologie en de superioriteit van de eigen organisatie, en slechte voorbereiding op wat na de reguliere gevechten komt.
Kritiek op ‘hybride oorlogvoering’
Sinds de inval op de Krim in 2014 gebruiken politici en media vaak het woord ‘hybride oorlogvoering’ om diverse vijandige handelingen te beschrijven. Brocades Zaalberg is geen fan van dat concept: ‘Het begrip had ooit een zinvolle betekenis: het duidde op het samengaan van reguliere en irreguliere tactieken, zoals bij Hezbollah in Libanon. Maar na 2014 ging de NAVO het gebruiken voor vrijwel alle vormen van vooral Russische dreiging, met name subversie, spionage en sabotage. Zo verloor het zijn waarde en dreef het steeds verder af van oorlogvoering.’
De hoogleraar vindt het onverstandig om cyberaanvallen, desinformatie of beïnvloeding als hybride oorlogvoering te classificeren. ‘Ik zeg niet dat de dreiging klein is, maar het gaat wel ver om het als oorlogvoering aan te duiden. De term wordt ook gebruikt omdat het dramatisch klinkt, om een gevoel van urgentie te creëren. Inmiddels valt er zoveel onder, dat het niets meer zegt.’
Hoe kijkt de hoogleraar naar de Europese herbewapening na de Russische invasie? ‘Volkomen logisch dat de aandacht nu uitgaat naar het repareren van de achterstand als gevolg van jarenlange verwaarlozing van onze defensie. Maar het is gevaarlijk om te denken een grootschalig conflict de enige dreiging is. Bovendien: voorbereiding op irreguliere strijd is vooral een intellectuele exercitie – niet iets waarvoor je speciaal duur materiaal nodig hebt. Wel staan onderwijs en bewustwording van het belang van de civiele omgeving centraal.’ Een cruciale rol voor universiteiten en de militaire academie dus? ‘Militaire geschiedenis mag hoe dan ook een grotere rol krijgen in onderwijs aan Nederlandse universiteiten.’
Koloniaal geweld
Een andere vorm van rigide categorisering die Brocades Zaalberg problematiseert, is het onderscheid tussen koloniaal geweld en geweld in niet-koloniale contexten. Zijn de vorm, schaal en drijfveren achter extreem geweld in het koloniale domein werkelijk afwijkend? ‘Koloniaal geweld wordt als uniek gezien doordat de wreedheid vaak was gelieerd aan het stellen van afschrikwekkende voorbeelden, gekoppeld aan het racistische element. Dat klopt deels. Raciale stereotypen verlaagden zeker de drempel voor wreedheden. Maar religieuze en politieke “othering” in bijvoorbeeld burgeroorlogen in Europa, Amerika of Azië benadert dat effect en kan leiden tot vergelijkbare patronen van escalatie, vergelding en wreedheden. Bovendien: is het de irreguliere aard van strijd die de geweldsescalatie verklaart, of de specifiek koloniale context? En waar houdt het koloniale domein op en waar begint “gewone” vreemde overheersing?’
Koloniaal geweld was daarom minder uitzonderlijk als soms gedacht wordt, vermoedt hij. Brocades Zaalberg wil er graag verder onderzoek naar doen door structureler te vergelijken en meer onderzoek te doen naar oorlog ‘van onderaf’: in egodocumenten, zoals dagboeken en brieven. Het belangrijkste doel van dergelijk onderzoek en onderwijs is een beter begrip van oorlogvoering en hoe militair geweld ontspoort.