Universiteit Leiden

nl en

Josephus Scaliger: groot geleerde en brompot

Josephus Justus Scaliger (1540-1609) was een van de beroemdste geleerden van zijn tijd en toch roept zijn naam weinig herkenning op. De Leidse hoogleraar had ook een groot talent voor ergernis, zo blijkt uit correspondenties. Kasper van Ommen promoveert op 2 juli op Scaligers nalatenschap. Lees in deze longread meer over Scaliger en het proefschrift.

Om de Universiteit Leiden na de stichting in 1575 een vliegende start te geven werden  sterwetenschappers aangetrokken, zoals Justus Lipsius, een humanist uit de Zuidelijke Nederlanden die de leerstoel geschiedenis bekleedde. En botanist en geneeskundige Carolus Clusius, die de Hortus botanicus liet aanleggen. En het werkte: studenten en collega-geleerden kwamen naar Leiden om zich te laven aan de beroemde geleerden. In 1593 werd Josephus Scaliger de opvolger van Lipsius; deze keerde terug naar Leuven.

Scaliger
Portret van Josephus Justus Scaliger (in rode toga!) geschilderd door Jan Cornelisz. Van ’t Woudt in 1609, het jaar van Scaligers overlijden. Het schilderij hangt in de Senaatskamer van het Academiegebouw.

Rode toga

Stad en universiteit sloofden zich in 1592 geweldig uit om de Fransman Scaliger, die de leerstoel Romeinse geschiedenis en oudheden ging bekleden, een passend welkom te bereiden: iedereen van belang was er. Maar liefst 1423 gulden en 2 stuivers kostten de reis en het welkom, een kapitaal in die tijd. Ook nadien werd Scaliger als decus academiae, een sieraad van de academie, in de watten gelegd - hoewel daar allengs wel op werd beknibbeld. Scaliger hoefde geen colleges te geven en ontving toch een hoog jaarsalaris. De universiteit betaalde aanvankelijk zijn huisvesting en stond hem als enige hoogleraar toe een rode toga te dragen. Daarmee benadrukte Scaliger zijn afkomst van het adellijke geslacht van de Della Scala’s van Verona. Die afkomst was een verzinsel van vader Julius Caesar Scaliger maar zoon Josephus is er altijd in blijven geloven. De universiteit liet door de bekende graveur Hendrick Goltzius een portret van Scaliger en zijn vader maken en stuurde dat bij wijze van marketingcampagne naar diverse Europese hoven en universiteiten.

Scaliger
Scaligers tweede uitgave van Manilius Astronomicon werd in 1600 in Leiden gedrukt bij Raphelengius, schoonzoon van de befaamde drukker Plantijn. Dit exemplaar is voorzien van een opdracht van Scaliger aan de Franse wiskundige Henri de Monanteuil en van een gegraveerd portret van Scaliger, dat pas na zijn dood verscheen en later in het boek is gevoegd.

Geleerde in de dop

Josephus Justus Scaliger werd geboren in 1540 in Agen, in het zuidwesten van Frankrijk. Hij toonde zich al jong, gestimuleerd door zijn vader, een groot liefhebber van de klassieken en leerde van hem Latijn. Ook hield hij van boeken en manuscripten, waarvan hij er vele zou verzamelen. Op zijn negentiende, na het overlijden van zijn vader, vertrok Scaliger naar Parijs om er te gaan studeren. Hij leerde er onder meer Grieks. Overal en altijd zocht Scaliger contact met geleerden van wie hij wat kon opsteken, en gelijkgestemde leeftijdgenoten. 

Een belangrijke rol in het leven van Scaliger ging Louis Chasteigner de la Roche-Posay spelen. Deze nam de jongeman na diens studie in dienst als leraar voor zijn zoon en koesterde hem als familielid. Chasteigner nam Scaliger ook mee op reis, onder meer naar Rome en naar Engeland. En overal legde de geleerde in de dop wetenschappelijke contacten. Op zijn vakgebied hield Scaliger zich bezig met het schrijven van commentaren op klassieke werken. Zijn eerste publicatie betrof de Latijnse taal van de antieke dichter Varro (116-27 v.Chr.). Scaliger beheerste het Grieks en het Latijn uitstekend. Zijn Grieks had hij sterk verbeterd door een Latijnse en een Griekse versie van de Ilias van Homerus naast elkaar te lezen. Deze vergelijkende methode zou hij ook gebruiken om onder meer Hebreeuws, Ethiopisch, Perzisch, Turks, Armeens, Syrisch en Arabisch te leren, op zo’n niveau dat hij in die talen met geleerden uit de betreffende regio’s kon praten. Scaliger zou dertien talen hebben beheerst.

Scaliger
Het wapen van Scaliger en de Della Scala’s.

Wetenschappelijk werk

Frankrijk werd in die tijd gedurende tientallen jaren geteisterd door godsdienstoorlogen. Scaliger bekende zich in 1562 tot het calvinisme. Tijdens de Bartholomeusnacht in 1572, toen in Frankrijk duizenden calvinisten werd vermoord, was Scaliger op doorreis in Straatsburg. Van schrik vluchtte hij naar Genève waar hij een tijdje professor in de filosofie was. Doceren bleek echter niet zijn ding. Wel nam zijn wetenschappelijke werk een hoge vlucht. In snel tempo verschenen commentaren van zijn hand op edities van Ausonius, Festus, Varro, Tibullus en Propertius. Daarmee vestigde hij definitief zijn naam. Maar zo snel mogelijk keerde Scaliger weer terug naar Frankrijk om in de schoot van de familie Chasteigner de la Roche-Posay zijn werk voort te zetten. Hij dwaalde van kasteel naar kasteel omdat ook hij steeds op de vlucht moest voor de oorlog. Tegelijkertijd werkte hij aan zijn wetenschappelijk oeuvre en bouwde hij zijn boekencollectie op.

Scaliger kreeg in de zestiende eeuw grote bekendheid als filoloog en historicus. Bijzonder was zijn wetenschappelijk benadering van de chronologie of historische tijdrekenkunde. In deze tak van wetenschap wordt geprobeerd om historische gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde te plaatsen. Hij schreef onder meer de Emendatione temporum (‘Verbeteringen op de tijdrekening’). Een tweede, uitgebreidere editie verscheen in Leiden in 1598, waar Scaliger inmiddels woonde. Omstreeks 1600 had hij de grote rol die voor hem was beoogd: uit heel Europa stroomden studenten en geleerden toe. Scaliger gaf alleen colleges aan studenten die hij zelf selecteerde, onder wie latere beroemdheden als de wis- en natuurkundige Willebrord Snellius en rechtsgeleerde Hugo Grotius. 

Scaligerpenning
In 2017 werd voor de eerste keer de Scaligerpenning van de Universiteit Leiden uitgereikt. Deze penning was een nieuwe onderscheiding waarmee de universiteit personen of organisaties wil eren die op een bijzondere wijze de universitaire waarden hooghouden. De eerste penning werd gegeven aan Kurt Deketelaere, hoogleraar recht aan de Katholieke Universiteit Leuven en (de eerste) secretaris-generaal van de League of European Research Universities (LERU). Hij ontving de penning voor ‘de zeer bijzondere wijze waarop hij de positie van de onderzoeksuniversiteiten in Europa en de Europese samenwerking op het terrein van onderwijs en onderzoek heeft bevorderd’. Van Ommen schreef op basis van zijn proefschrift een boekje over Scaliger dat met de penning wordt uitgereikt.

Afbeelding: de penning met de beeltenis van Scaliger is ontworpen door Theo van de Vathorst.

‘Quatre chesnes, qui font une forest’

Aanvankelijk woonde Scaliger in de Schoolsteeg achter de Pieterskerkgracht. Carolus Clusius, grondlegger van de Hortus botanicus, werd daar zijn buurman. Tevreden was Scaliger niet over de woning: hij klaagde voortdurend en wilde een voornamer huis. De universiteit bood hem daarop een huis aan in de Breestraat (het huidige nr. 111-113, waarop een plaquette is aangebracht). Het was ruim, met een kelder en twee verdiepingen. Achter het huis lag een grote tuin met eikenbomen. ‘J’ay trois ou quatre chesnes, qui font une forest’, schreef Scaliger opschepperig over zijn tuin.

Scaliger
Een van Scaligers oosterse boeken: Levi Gersonides’ commentaar op de Pentateuch, gedrukt te Venetië In 1547.

Scaliger was niet erg te spreken over de Leidenaren, getuige zijn klachten over het lawaai dat zijn buren maakten: ‘Men mag hier zijn buurman straffeloos last bezorgen. Mijn buren plegen luid te schreeuwen, en ik kan het ze niet beletten. Op vastendag drinken ze van ’s morgens zeer vroeg af aan.’ Toch was hij gelukkig in zijn mooie huis. In 1607 moest Scaliger het echter verlaten. De druk op de huizenmarkt werd groot door de instroom van grote aantallen calvinistische vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, en de eigenaar wilde de woning verkopen. Een ‘heksenketel en jodenkerk’ en ‘één stampvolle kroeg’, noemde Scaliger de stad met alle nieuwkomers. En hoewel Scaliger zelf alles wist van godsdienstoorlogen, had hij een hekel aan de Vlaamse en Waalse immigranten. ‘Buitenlands tuig uit België’, daar moesten ze het mee doen.

Scaliger verhuisde naar een andere woning die hij kwalificeerde als een gurgustiolum, een hutje. Daarbij bleek het hutje zo lek als een mandje. Toch moest Scaliger het er tot zijn dood, twee jaar later, mee doen.

Nalatenschap

Als Scaliger na zestien jaar hoogleraarschap op 21 januari 1609 in Leiden overlijdt, laat hij een aanzienlijke en waardevolle bibliotheek van ongeveer 2.250 boeken na. Vrienden mogen er een keus uit maken en een deel wordt geveild om zijn knecht een fatsoenlijke oude dag te geven. De overige werken, oosterse gedrukte boeken en manuscripten, schenkt hij aan de universiteit; ze zijn de basis waarop Leiden kan uitgroeien tot centrum van Midden-Oostenstudies. De boeken worden eerbiedig bijeengezet in een speciale kast (zie de afbeelding onderaan deze pagina), maar raken later verspreid over de hele bibliotheek.

Pieterskerk

Scaliger wordt begraven in de Vrouwekerk aan de Vrouwenkerkkoorsteeg waarvan nu alleen nog maar een stukje ruïne over is (tegenover het huidige café 't Praethuys). Ruim tweehonderd jaar later, in 1819, worden zijn resten en de gedenkborden, samen met die van de eveneens in 1609 overleden Carolus Clusius, overgebracht naar de Pieterskerk.

Scaliger was een geleerde pur sang die bijna nergens anders belangstelling voor had dan voor de wetenschap. Of het moet voor een beetje leuk wonen zijn geweest.

Over het onderzoek
Kasper van Ommen las voor zijn proefschrift de correspondentie (brieven) van en aan Scaliger. Belangrijke andere bronnen zijn de historische catalogi van de Leidse Universiteitsbibliotheek (UB, 1612, 1623 e.v.), waarin het legaat van Scaliger steeds weer op een andere manier wordt beschreven met telkens weer andere aantallen boeken. Daarnaast gebruikte Van Ommen het archief van de UB. Het proefschrift richt zich op de gedrukte, oosterse boeken van Scaliger en op het netwerk van Scaliger dat hem hielp vanuit heel Europa boeken te verkrijgen.

Van Ommen: ‘Voor mijn proefschrift ben ik precies nagegaan uit hoeveel boeken het oosterse legaat bestond, om welke boeken het ging en hoe Scaliger eraan kwam. Dat de geleerde goed kon mopperen was al wel bekend maar ik heb daar zijn ongeduld aan toe kunnen voegen als zijn wetenschappelijke vrienden de gevraagde boeken niet snel genoeg leverden.’

Concurrerende Bodleian Library in Oxford
Van Ommen verbleef in 2013 een maand in Oxford op een Humfrey Wanley Fellowship. 'Ik vergeleek er de oosterse collectie van Thomas Bodley met die van tijdgenoot Scaliger. Dat onderzoek was ook bedoeld om uitsluitsel te geven over de claim dat de Universiteit Leiden, met het legaat van Scaliger, de grootste en belangrijkste oosterse boekencollectie van Europa had.' Op die claim bleek wel wat af te dingen. Van Ommen: 'Bodley verzamelde bijna net zoveel oosterse boeken, maar wel met een zware nadruk op theologie. Scaligers legaat was veel diverser qua onderwerpen en diepte. Bodley kende de Republiek, hij was ambassadeur in Den Haag. Mijns inziens heeft hij de naar hem genoemde Bodleian Library gemodelleerd naar de Leidse UB.'

Buitenpromovendus wordt conservator
Van Ommen heeft als buitenpromovendus, naast een volledige baan als coördinator van het Scaliger Instituut van de Leidse Universiteitsbibliotheek (UB), tien jaar aan zijn proefschrift gewerkt. ‘In 2008 kwam ik in het gesloten magazijn een aantal door Scaliger geannoteerde oosterse drukken tegen’, vertelt Van Ommen. ‘Ik besloot in 2009 een tentoonstelling te organiseren om, naar aanleiding van de 400ste sterfdag van Scaliger dat jaar, de aandacht op deze boeken te vestigen. Ik werkte daar samen met Arnoud Vrolijk aan. Het idee om verder onderzoek te doen, heeft uiteindelijk geresulteerd in het proefschrift. Scaliger is interessant vanwege zijn gedrevenheid om zichzelf open te stellen voor nieuwe inzichten, zich te blijven ontwikkelen en de wil om steeds nieuwe talen, zoals het Arabisch, te leren. Hij bleef zich ook leerling noemen, een mooie eigenschap voor een geleerde.’ Sinds 1 juni 2020 is Van Ommen bij de UB ook conservator oude drukken en bijzondere uitgaven.

Scaliger
De Universiteitsbibliotheek in 1610 met op de voorgrond rechts de Arca Scaligeri, door Willem van Swanenburg naar Johannes Cornelisz. Woudanus in het Stedeboeck der Nederlanden (1649). Ook na Scaligers dood trok het legaat van Scaliger nog veel wetenschappelijke belangstelling. Sommige geleerden kwamen er speciaal voor naar Leiden. Een arca is eigenlijk een kist (voor kostbaarheden), maar hier wordt er de kast mee bedoeld.

Tous mes livres de langues estrangeres
Promotie Kasper van Ommen
Donderdag 2 juli 2020, 16:15 uur


Tekst: Corine Hendriks
Beeldmateriaal: Universiteitsbibliotheek Leiden

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.