Universiteit Leiden

nl en

Verlegen ouder, verlegen kind?

Eerder onderzoek toonde al aan dat extreme verlegenheid erfelijk is. Maar omdat ‘verlegenheid’ zo’n breed concept is, is het moeilijk om specifieke genen te vinden. Anita Harrewijn ontdekte bepaalde hersenmaten die hierbij kunnen helpen. Promotie op 18 januari.

Bijna tien procent van de Nederlanders krijgt ergens in zijn of haar leven last van een sociale-angststoornis. Deze mensen zijn bang dat andere mensen hen vreemd of raar vinden, of ze zijn juist bang voor hun eigen reactie wanneer ze in sociale situaties terechtkomen. Denk bijvoorbeeld aan angst om te gaan trillen of blozen voor een groep mensen.

Overeenkomsten in hersenactiviteit

Eerder onderzoek liet al zien dat zo’n sociale-angststoornis – of ‘extreme verlegenheid’ – erfelijk is. Wie extreem verlegen ouders heeft, heeft een grotere kans op dezelfde verschijnselen. Maar het is moeilijk om specifieke genen te vinden, omdat sociale angststoornis zo’n breed concept is. In haar promotieonderzoek laat ontwikkelingspsychologe Harrewijn nu zien dat hersenactiviteit bij een ‘aanval’ van extreme verlegenheid ook erfelijk is en gerelateerd is aan sociale angst. De hersenactiviteit van familieleden met extreme verlegenheid vertoonde duidelijke overeenkomsten.

Verlegenheid prikkelen

Harrewijn onderzocht voor haar dissertatie in totaal 134 mensen uit negen verschillende families waarvan sommige leden te maken hebben met sociale fobie. Voordat ze zogeheten EEG-scans maakte van de hersenen, werd de extreme verlegenheid van de proefpersonen geprikkeld. Voor de eerste opdracht vertelde ze de deelnemers aan het experiment dat hun portretfoto beoordeeld zou worden door een leeftijdsgenoot. Voor de tweede opdracht moesten de proefpersonen een filmpje maken over hun goede en slechte eigenschappen, welke ook beoordeeld zou worden door een leeftijdsgenoot.   

Corticale en subcorticale gebieden

Die beoordeling door leeftijdsgenoten vond uiteindelijk niet plaats, maar de dreiging was voldoende om het stressniveau bij de deelnemers flink op te voeren. Dat was bijvoorbeeld te zien aan de hersenactiviteit vlak voor het maken van een filmpje, die bij deelnemers met sociale angst met name tussen de corticale en subcorticale gebieden in de hersenen verhoogd was. Harrewijn: ‘Waar het corticale gebied vooral de controle reguleert, gaat het subcorticale gebied juist over emotie. Het lijkt erop alsof beide gebieden strijden om de aandacht.’

Kopieergedrag

‘Deze bevindingen helpen toekomstig onderzoek naar de genetische achtergrond van sociale angst’ zegt Harrewijn. ‘Deze hersenactiviteit is specifieker dan de stoornis, en wordt dus waarschijnlijk beïnvloed door minder genen. Al kan de hersenactiviteit ook een kwestie zijn van kopieergedrag in plaats van genetische overeenkomsten: wellicht kan een kind van extreem verlegen ouders dat gedrag ook aanleren. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of we deze hersenactiviteit al zien bij kinderen voor ze sociale-angststoornis ontwikkelen, zodat we hen zo vroeg mogelijk kunnen helpen’.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.