Universiteit Leiden

nl en

Promotie

Asserting Princely Power in Hesse-Kassel and the Dutch Republic

  • Q.O. Somsen
Datum
woensdag 11 juni 2025
Tijd
Locatie
Academiegebouw
Rapenburg 73
2311 GJ Leiden

Promotor(en)

  • Prof.dr. J.F.J. Duindam
  • dr. J. Oddens

Samenvatting

Wat betekende de politieke context voor het functioneren van een vorstelijk hof? Dat is de centrale vraag van dit proefschrift, waarin het hof van stadhouder Willem V (r. 1766-1795) in de Nederlandse Republiek wordt vergeleken met dat van landgraaf Wilhelm IX (r.1785-1806/1821) van Hessen-Kassel. De uitkomst van deze vergelijking is verrassend: in het republikeinse bestel van de Zeven Verenigde Provinciën was het hof van grotere politieke betekenis dan in het gecentraliseerde vorstendom Hessen-Kassel.

Qua omvang, uitstraling en internationale status waren deze hoven heel erg vergelijkbaar, maar de landgraaf en stadhouder hadden een heel andere machtspositie. De landgraaf had een sterk vorstelijk gezag en bepaalde het beleid grotendeels zelf, terwijl de stadhouder als hoge ambtsdrager geen besluitvormingsbevoegdheid had en moest samenwerken met de Provinciale Staten en de Staten-Generaal. De stadhouder en de regenten uit de stemhebbende steden, ridderschappen en plattelandskwartieren waren daarom van elkaar afhankelijk: waar Willem V politieke steun nodig had voor zijn beleidsvoorstellen, waren de regenten voor hun carrièresucces aangewezen op de stadhouderlijke recommandatie- en benoemingsrechten.

Deze wederzijdse afhankelijkheid maakte het stadhouderlijk hof tot een belangrijk centrum voor informele politiek en concurrentie om de stadhouderlijke gunst. Er ontwikkelde zich een uitzonderlijk drukbezocht, turbulent en ook kostbaar hofleven rond de stadhouderlijke familie in het hart van de Nederlandse Republiek. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het stadhouderlijke kwartier daarom verreweg het meest levendige deel van het Binnenhof. Voor de stadhouder was het van groot belang om zijn hof gastvrij open te stellen, om zo zijn politieke relaties te onderhouden. Willem V ontving dagelijks talloze regenten tijdens zijn audiënties en bezoekers werden royaal getrakteerd op diners, soupers, bals en recepties aan het hof.

Het tegenovergestelde gold voor Hessen-Kassel. De landgraaf onderhandelde nauwelijks met vertegenwoordigde lichamen en was minder afhankelijk van de lokale elite. Hij bestuurde Hessen-Kassel voornamelijk vanuit zijn persoonlijke kabinet of de geheime raad en vertrouwde in toenemende mate op zijn professionele ambtenarenapparaat. Hoewel de paleizen van de landgraaf indrukwekkender waren, werd het hofleven in Kassel juist steeds rustiger van karakter. Terwijl de stadhouderlijke familie bijna failliet ging aan de uitgaven voor hun gastvrijheid, beperkte de landgraaf de toegang tot zijn hof en wist hij te bezuinigen op zijn hofhouding en gastvrijheid.

Ook de hofadel had in de Nederlandse Republiek meer politiek gewicht. Zowel de landgraaf als de stadhouder had een adellijke entourage van vertrouwelingen aan het hof. Deze hogere hofdienaren combineerden hun taken in het huishouden van de vorst meestal met een militaire of politieke loopbaan. Er was echter een opvallend verschil: de Hessische hovelingen waren succesvoller in de militaire hiërarchie, maar de vertrouwelingen van de stadhouder kregen vaker politieke sleutelposities toebedeeld. Omdat de stadhouder politiek afhankelijk was van de statenvergaderingen, deed hij er alles aan om zijn hofdienaren daarin naar voren te schuiven om op die manier zijn invloed te vergroten. Zij kregen vervolgens uitgebreide instructies over hoe zij het besluitvormingsproces in de door de stadhouder gewenste richting moesten ‘dirigeren’. Omdat het hoogste gezag in Hessen-Kassel bij de landgraaf lag, was er voor Wilhelm IX geen reden om zijn hovelingen op die manier te bevoorrechten ten opzichte van zijn geschoolde ambtenaren en ministers. Kennis, vaardigheden en ervaring waren daarom belangrijker in het benoemingsbeleid van de landgraaf.  

Met name voor de Nederlandse bestuurscultuur van de late achttiende eeuw biedt dit proefschrift belangrijke nieuwe inzichten. In vergelijking met naburige vorstendommen en koninkrijken hebben historici het stadhouderlijk hof nooit helemaal voor vol aangezien, zeker als het gaat om het belang ervan in de dagelijkse politieke praktijk. Het is contra-intuïtief dat een vorstenhof binnen een republikeins bestel zo’n cruciale rol vervulde. Deze uitkomst is ook verrassend, omdat belangrijke hoven doorgaans worden geassocieerd met machtige vorsten. Dit onderzoek laat zien dat het belang van het hof als centrum voor politieke uitwisseling juist toenam vanwege de begrensde macht van de stadhouder en de noodzaak om samen te werken.

Proefschriften

Ongeveer een week na de promotie zijn proefschriften van Leidse promovendi digitaal beschikbaar via het Leids Repositorium. De proefschriften op deze site zijn vrij toegankelijk. Alleen in sommige gevallen rust er een tijdelijk embargo op een proefschrift en wordt het proefschrift pas later volledig beschikbaar gesteld.

Persvragen (alleen journalisten)

071 - 527 1521
nieuws@leidenuniv.nl 

Algemene informatie

Bureau Pedel
pedel@bb.leidenuniv.nl
071 527 7211

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.