Algemene economie
Waar economie over gaat, daar komen we wel uit. Daar zin- en betekenisvol vakonderwijs voor het funderend onderwijs van maken is echter een stuk complexer. Vandaar de zoektocht naar een vakinhoudelijk narratief dat begrippen bij elkaar houdt. Die samenhang kan kinderen helpen bij het leren van die begrippen en daar betekenis aan verlenen. Daarna rest een vraag: hoe zet je dat narratief om naar concrete en uitvoerbare lessen met een bestaande lesmethode?
Waarom is Algemene economie belangrijk?
Economie gaat over besturen van je leven ten behoeve van welvaart, welvaart die verder gaat dan geld verdienen. Iedereen is daar dagelijks, alleen en met anderen, mee bezig.
Welk probleem lossen we op met de perspectiefgerichte aanpak?
Waar economie over gaat, is niet ingewikkeld. Maar dat vervolgens omzetten naar vakinhoud voor het funderend onderwijs waar kinderen een aantal jaren zinvol in leren, is een ander verhaal.
Het vak algemene economie begint in 1968 met een curriculum en lesmethode ontworpen door de hoogleraar Arnold Heertje. Een lesmethode die in de jaren tachtig van de vorige eeuw terrein verliest. Te weinig gericht op het leren van kinderen, te wetenschappelijk en geen oog voor maatschappelijke problemen. Maar daarmee zijn de problemen de klas niet uit. SLO-publicaties geven keer op keer dezelfde kritiek: het programma is overladen en gefragmenteerd, het lukt kinderen nog steeds niet zinvol betekenis te verlenen aan economische begrippen.
Inmiddels is met de invoering van een nieuw programma (ontworpen door een commissie onder leiding van Coen Teulings) de algemeen didactische doelstelling aangescherpt. De nationale opdracht, zoals geformuleerd door CvtE en SLO, luidt vanaf dan: met economische begrippen intelligent kijken naar maatschappelijke problemen. Formeel heet het: economische concepten in verschillende contexten herkennen, benoemen en daarmee problemen oplossen, kinderen laten leren voor een transfer. Ook hierna blijft het leren in het schoolvak economie lastig, omdat een samenhangend vakinhoudelijk narratief nog ontbreekt.
Het vakinhoudelijk narratief
Economie gaat over besturen van leven of huishouden ten behoeve welvaart. Het vak economie analyseert dit proces vanuit drie kernconcepten (vakperspectieven):
- Kiezen: een verstandige afweging maken tussen kosten en baten. Levert iets meer op dan het kost? Doe het!
- Samenwerken: samen kun je meer dan allen, en daarzit het wonder van de welvaartsgroei.
- Verdelen: een rechtvaardige verdeling van de opbrengsten zodat iedereen meeprofiteert. Een evenwichtige combinatie van markt, overheid en vrijwillige zelfbinding brengt belangen in balans.
Dit samenhangende verhaal achter het vak economie maakt intelligent kijken naar nagenoeg alle sociale kwesties mogelijk, zowel op het niveau van de wereld, Europa, Nederland, regio, woonplaats, bedrijven en andere organisaties, gezinnen en jongeren zelf. Wat gaat goed, wat niet, hoe kan het beter en wat vraagt dat van alle betrokkenen?
Concrete vragen
De hoofdvragen bij het kijken door een economische bril naar maatschappelijke problemen luidt: is er sprake van balans? En hoe ontstaat na disbalans welvaartherstel?
Concrete vragen die helpen:
- Op welk niveau speelt het maatschappelijk probleem (macro, micro, meso)?
- Is de keuze verstandig (marginale analyse, ruilvoet, opportunity costs)?
- Is de samenwerking productief (diversiteit, win win, wederkerige relaties)?
- Is de verdeling van de welvaartsgroei fair (inclusie)?
- Is de keuze onverstandig (begrensde rationaliteit)?
- Is de samenwerking slecht (begrensde moraliteit, nulsomspel, eigen winst eerst, beroving)
- Is de verdeling oneerlijk (begrensde moraliteit, nulsomspel, eigen winst eerst, beroving)
- Hoe kunnen markt, overheid en vrijwillige zelfbinding een huishouden of individu dat niet balans is weer in balans krijgen?
Aanvullende vragen:
- Welke 'speakers' staan aan (verhaal, grafiek, berekening)?
- Speelt de factor tijd een rol (keuzes nu hebben gevolgen voor mogelijkheden later)?
- Welke factoren zijn constant verondersteld in de analyse (ceteris paribus-voorwaarde)?
Praktijkvoorbeeld
Consumentengedrag
Reguliere aanpak
Het is in bestaande lesmethodes gebruikelijk het gedrag van consumenten lineair stapelend te behandelen. Concreet betekent dit eerst de individuele vraaglijn, van daaruit naar de collectieve vraaglijn, dan de verschuiving van en langs die vraaglijnen, gevolgd door daaraan de verschillende elasticiteiten te koppelen. De lessenreeks wordt dan afgesloten met een geïntegreerde opdracht vanuit een herkenbare context. Op naar de toets!
Omgebouwde aanpak
Dat kan ook andersom: de leraar begint met een geïntegreerde opdracht zonder uitleg van economische begrippen. Dit helpt leerlingen later bij de verbinding van nieuwe kennis met het eerder geleerde en gebeurtenissen in de werkelijkheid, het begin van alle betekenisverlening. Een voorbeeld: leerlingen verplaatsen zich in het hoofd marketing van Unilever. Die heeft vijf wasmiddelen onder zijn beheer. Elk wordt verkocht voor een bepaalde prijs. De opdracht luidt: verander de prijzen zo dat de omzet van Unilever stijgt.
Daarvoor heeft het hoofd marketing informatie nodig over prijzen en verkochte hoeveelheden. De gegevens van wat consumenten willen en kunnen staan in een tabel, die impliciet een collectieve vraaglijn voorstelt, maar niet als zodanig benoemd wordt. Wel wordt de eerder geleerde wiskunde ingezet om een functievoorschrift te maken. Vanuit de tabel is het mogelijk om conclusies te trekken over het effect van een prijsverandering op de omzet. Daarmee komt impliciet de prijselasticiteit van de vraag aan de orde. Het begrip wordt later behandeld.
Startopdracht
Werk de overwegingen van Hans van Os een voor een uit.
Hans van Os is het hoofd van de marketingafdeling van een multinational. Dit bedrijf bedient de wereldmarkt met een breed scala aan producten. Van Os is gevraagd om eens naar de wasmiddelen op de Nederlandse markt te kijken. Met vijf verschillende merken is de multinational marktleider. De directie wil die positie cashen. De omzet moet omhoog. Van Os is gevraagd te onderzoeken of een prijsverandering van het goedkoopste merk een bijdrage kan leveren aan deze doelstelling.
Dit goedkoopste wasmiddel kost de consument €2,50 per eenheid product. Van Os laat de afdeling statistiek met een enquête het gebruik bij verschillende prijzen onderzoeken. Zij komen met de volgende resultaten voor een gemiddelde week.
|
Prijs (p) |
Hoeveelheid (q) |
|
1 |
18 |
|
2 |
16 |
|
3 |
14 |
De prijs is in euro’s, de hoeveelheid in duizenden. De prijzen en bijpassende hoeveelheden liggen volgens de statisticus op een rechte lijn. Op basis van deze informatie gaat Van Os aan het werk:
- hij berekent het effect van een prijsverhoging van 2,50 naar 3 euro en het effect van een prijsverlaging 2,50 naar 2 euro op de omzet.
- Hij vraagt zich af wat het effect van verdere prijsverhogingen op de omzet zal zijn.
- Hij zet de punten in een grafiek en trekt de lijn door naar de assen. Horizontaal zet hij de hoeveelheid af (q) en verticaal de prijs (p). Horizontaal staat 1 cm voor 2 eenheden product. Verticaal staat een cm voor een euro.
- Hij bepaalt het functievoorschrift van de lijn. In het functievoorschrift q = ap + b berekent hij a door een toename van q te delen door bijbehorende toename van p. De b stelt hij vervolgens vast door bij de gevonden a een punt in te vullen, bijvoorbeeld een prijs van 2 en een hoeveelheid van 16, het resterende getal is dan b.
- Hij berekent bij een prijs van 6 euro wat de hoeveelheid is.
- Hij berekent het effect op de omzet van een prijsverhoging van 6 naar 6,50 euro.
- Hij gaat op zoek naar een verklaring voor de verschillen in effect op de omzet van de twee prijsverhogingen.
Een onderzoeker zegt dat Van Os niet te snel conclusies moet trekken. Hij vergeet namelijk de reactie van de concurrerende multinational.
- Hij beredeneert wat de effecten van de reactie van de concurrerende multinational op de getekende lijn en de uitkomsten zijn.
- Hij besluit tot wel of geen prijsverhoging van €2,50 naar €3 en formuleert zijn argumenten.
Het maken van de geïntegreerde opdracht geeft de leraar informatie over het eerder geleerde van de leerlingen. Met name in de beheersing van wiskunde, die op havo/vwo voor het vak economie niet verder gaat dan die van de tweede klas, zitten grote verschillen. Sommige leerlingen rekenen en tekenen vanzelf en foutloos, sommige leerlingen weten niet waar te beginnen en ontberen elke effectieve routine. De eerste groep kan vrij snel met verschillende contexten aan de slag. De tweede groep heeft behoefte aan effectief aanleren en inoefenen van de nodige algoritmen, om daarna aan te sluiten bij de eerste groep. Daartussen zitten nog allerlei grijstinten.
Het kennen van die verschillen maakt het kortom mogelijk om hulp op maat-trajecten te ontwerpen. Daarnaast functioneert de openingsopdracht als brug naar het verstandig kiezen van de consument aan de hand van economische begrippen. Een concreet voorbeeld. Een consument eet graag kroketten tussen de middag. En omdat hij niet graag alleen eet, wil hij er ook best een weggeven. Hij heeft een bepalingsbereid van €6. Bij een daling van prijzen is hij bereid meer kroketten te kopen. De marktprijs van een kroket is €2. Zijn voorkeur ziet er in een grafiek zo uit:
Deze verstandig kiezen-kwestie draait alle speakers open. Verhaal, grafiek en berekening dienen een geheel te zijn. Gaat bijvoorbeeld de prijs omlaag of omhoog dan kunnen we uitrekenen wat de gevolgen zijn van het te besteden bedrag aan kroketten door deze consument.
De algebraïsche speaker zegt dat de vergelijking Q=-3P+18 is. Waar bij Q de te verklaren variabele is, P is exogeen. Door P in te vullen weten we hoeveel kroketten deze consument koopt. In alle leerboeken werkt het zo. Toch zou het beter zijn gebruik te maken van deze vergelijking: P = -1/3Q + 6. Dit voorschrift geeft weer welke prijs de consument bereid is te betalen bij een bepaalde hoeveelheid. Zo lang die betalingsbereidheid boven de marktprijs ligt, koopt hij namelijk die kroket, omdat die aankoop zijn welvaart vergroot. De opbrengsten van een extra kroket zijn groter dan de kosten, het motief voor aankoop dat de gehele micro-economie domineert.
Het is verstandig om die redenering dan ook consequent te gebruiken. Kortom, als de consument minder betaalt dan hij wil betalen, ervaart hij welvaart (vreugde). De verstandige aankoop is dan in dit voorbeeld 12 kroketten, want bij alle voorgaande hoeveelheden ligt wat hij wil betalen hoger dan wat hij betaalt. De grijze driehoek, het consumentensurplus, geeft zijn welvaart weer. Maar de uitkomst roept ook een vraag op; 12 kroketten is dat niet wat veel? Ofwel, wanneer is de keuze van de individuele consument uit balans?
De principaal agent als voorbeeld van beperkte rationaliteit: roken is misschien nog een duidelijker voorbeeld dan kroketten. De burger die rookt weet dat dit niet goed is voor hem (principaal), hij kan er ongeneeslijk ziek van worden, en hij (agent) doet het toch. Het principaal agent probleem is hier intern, de burger schaadt eerst zichzelf en daarna de mensen die van hem houden. Het welvaartsverlies is aan te tonen met vraaglijnen, grafisch en algebraïsch. Verschuivingen van en langs de lijn maken via het consumentensurplus welvaartsverlies duidelijk. De vraag hierna is: hoe komt de consument weer in balans? Waarbij in balans staat voor de verstandige keuze die zijn belang en welvaart dient. Vrijheid kan de burger helpen, hij ontdekt zelf dat het niet fijn voelt, staat hoestend op na het vele roken, krijgt een opgeblazen gevoel van de kroketten, en denkt over stoppen of doorgaan. Vrijwillige zelfbinding staat voor uitspreken dat hij twee sigaartjes per dag opsteekt, 4 kroketten per week, en mochten het er meer zijn, dan betaalt hij 50 euro aan zijn partner. Hiërarchie betekent dat zijn partner hem verbiedt te roken of kroketten te eten op straffe van einde relatie. Ook kan de wetgever de verkoop van rookwaren begrenzen en beprijzen.
Van hieruit kan de leraar vanuit andere concrete en herkenbare problemen verder, met eerst de collectieve vraaglijn, dan een verschuiving van en langs de collectieve vraaglijn, gekoppeld aan prijselasticiteit van de vraag en overige elasticiteiten.
De concepten naast kiezen, samenwerking en verdeling, volgen als vanzelf op het moment dat de collectieve vraaglijn bij het samenwerkingsverband markt opduikt, waarna de verdeling van consumenten- en producentensurplus gekoppeld wordt aan marktvormen.
Praktische tips voor lessen Algemene economie
Veelgehoorde kritiek van bijvoorbeeld de onderwijsinspectie is dat lessen nog wel eens methodegebonden en saai zijn. Na paragraaf 1 van het leerboek komt 2, maak alle opdrachten en kijk ze zelf na. Kinderen werken dan taakgericht, als ze dat al doen en leren niet zoveel. Nu is vanuit vakperspectieven naar herkenbare maatschappelijke problemen kijken niet zo revolutionair of bijzonder. Maar gestructureerd en gericht nadenken over leerstof en hoe kinderen daarin leren, helpt wel bij zowel rendement als plezier in het werk. Met daarbij de opmerkingen dat kinderen meer laten leren in een complexe onderwijsomgeving makkelijker gezegd is dan gedaan. Onderwijsverbetering is simpelweg keihard werken. Deze perspectiefgerichte aanpak biedt handvatten bij de invulling van hoe een docent dat dan doet.
Een paar concrete punten:
- Kijk naar de stof in het leerboek vanuit de perspectieven kiezen, samenwerken en verdelen, deel die kijk met je leerlingen.
- Laat die perspectieven voortdurend terugkomen vanuit de aanpak in, uit en weer in balans.
- Werk vanuit de samenhang in verhaal, grafiek en berekening.
Voor praktisch gedifferentieerd economieonderwijs geldt:
- Begin met een geïntegreerde hele taak opdracht, bouw van daaruit de betekenis van vakbegrippen uit.
- Inventariseer op basis van de geïntegreerde hele taak opdracht verschillen tussen leerlingen en zoek daar een hulp op maat-aanpak bij.
Lees meer
Verwijzingen
Verwijzingen
- Ton van Haperen, Algemene economie -blz. 201 -212- In F.J.J.M., Hulshof, H. & K. van Veen (2016). Uitdagend gedifferentieerd vakonderwijs. Praktisch gereedschap om je onderwijsrepertoire te blijven uitbreiden. Leiden/Groningen: UFB.
- Ton van Haperen, Fouten, Slordigheden en misconcepten (Open Universiteit, 2005)
- Ton van Haperen, Lans Bovenberg, Het economieonderwijs is zowel een oplossing als een probleem (Volkskrant, 2025)
- Coen Teulings, The Wealth of education (2006, SLO)
- Lans Bovenberg, Inaugurale rede. Economieonderwijs in Balans: Kiezen en Samenwerken (UvT, 2016)
- Lans Bovenberg, Afscheidrede, burgerschap en duurzaamheid in het economieonderwijs (UvT, 2023)
- Ton van Haperen, Lans Bovenberg, Docentenboek 1. Waar economie echt over gaat. (SIEO, 2019)
- Ton van Haperen, Lans Bovenberg, Docentenboek 2. Macro-economie onderwijzen doe je zo! (SIEO, 2021)
- Simon Bowmaker, The heart of teaching economics (EdwardElger Publishing, 2010)
