Logo Universiteit Leiden.

nl en

Etalage

In deze rubriek worden lopende promotieprojecten in de kijker gezet.

Promotieprojecten in de mediëvistiek

Unveiling Sexual Identities in Renaissance Italy

(Promotoren: Prof. Dr. Peter Hoppenbrouwers (Leiden) en Dr. Susanna de Beer (Leiden))

Wat is het hoofddoel van jouw project?

Mijn project is een mentaliteitsgeschiedenis naar de opvattingen over seksualiteit in Italië tussen c. 1450 en 1550. Ik stel daarin onder andere de vraag of we voor deze periode kunnen spreken van het bestaan van seksuele identiteiten, en welke restricties werden opgelegd voor seksueel verlangen en seksuele handelingen. Een belangrijk deel van het onderzoek betreft het reconstrueren van de (uiteenlopende en soms tegenstrijdige) gedragsnormen die bestonden voor mensen van verschillende leeftijden, genders, en sociale klassen, en het analyseren van de motieven en verdedigingen daarachter.

Wat vind je het leukste aan het doen van onderzoek?

Het leukste aan mijn onderzoek vind ik de grote diversiteit aan bronnen, van preken en anatomische traktaten, tot ridderromans en persoonlijke correspondentie. Het is heel interessant om de interactie tussen die teksten te zien, en hun verschillen en overeenkomsten te ontdekken. Daarnaast haal ik veel plezier uit het delen en bediscussiëren van de resultaten van mijn onderzoek met een breder publiek, door middel van blogs, interviews, en lezingen.

Wat is tot nu toe de grootste ‘eye-opener’ geweest?

Een van de dingen waardoor ik ben verrast is de grote hoeveelheid (en variatie aan) bronnen geschreven door vrouwen. Voordat ik met dit onderzoek begon, geleid door de traditionele canon, was ik me daarvan nog niet helemaal bewust, en ik ben erg blij met de aanvulling die deze teksten leveren. Een andere belangrijke realisatie, waar ik tijdens het schrijven steeds bewuster van ben geworden, is dat er binnen een samenleving, een tekstuele gemeenschap, of zelf in het hoofd van een individu, hele tegenstrijdige ideeën over eenzelfde onderwerp naast elkaar kunnen bestaan. Zo kon een homoseksuele voorkeur bijvoorbeeld tegelijkertijd als een aangeleerde levensstijl en als een aangeboren karaktereigenschap worden gezien.

Naar mijn webpagina

Parthonopeus van Bloys: Een editie van alle handschriftfragmenten

(Promotoren: Prof. dr J.M. Koppenol (VU) en Prof. dr. J.A.A.M. Biemans (UvA))

Wat is het hoofddoel van je project?

Ik maak een editie van alle bekende handschriftfragmenten van de dertiende-eeuwse, Middelnederlandse roman Parthonopeus van Bloys. Er zijn 41 (grotere of kleinere) fragmenten - in totaal gaat het om bijna 9000 verzen. Daarnaast heb ik een literair-historisch onderzoek naar deze tekst gedaan, dat de basis vormt voor de inleiding die bij de editie komt. De Parthonopeus is een heel knap gemaakte bewerking van een twaalfde-eeuwse Oudfranse roman, Partonopeus de Blois, maar in het onderzoek naar Middelnederlandse literatuur is er tot nu toe relatief weinig aandacht aan besteed omdat er geen moderne editie van is. Daar hoop ik dus binnenkort verandering in te brengen.

Wat vind je het leukste aan het doen van onderzoek?

Het leukste was om de handschriftfragmenten te bestuderen in de bibliotheken en archieven waar ze bewaard worden. Ik heb ze ook gefotografeerd zodat ik voor het editiewerk thuis beschikking kreeg over digitale foto’s met een hoge resolutie. Ik ben in de loop van het onderzoek in Berlijn, Keulen, Jena, Praag, Trier, Maastricht, Groningen en Brussel geweest. Het fragment in de UB Leiden heb ik voor het laatst bewaard; dat ga ik nog bekijken. Zelfs als je heel goede foto’s van de handschriften hebt, is het voor de codicologische kant van de editie belangrijk om de handschriften ook in het echt te zien. Bovendien kun je slecht leesbare plaatsen soms alleen nog ontcijferen in het handschrift zelf, in een donkere ruimte met een uv-lamp. Dat heb ik bijvoorbeeld in Praag en in Jena gedaan met enkele fragmenten, met als gevolg dat ik uiteindelijk toch (bijna) alles kon lezen.

Wat is tot nu toe de grootste eye-opener geweest?

Hoe ontzettend rijk de literaire cultuur in de twaalfde en dertiende was. De dichter van de Oudfranse Partonpeus de Blois combineerde in zijn roman elementen uit de klassieke en bretonse verhaalstof, en legde daarnaast verbanden met het werk van zijn tijdgenoot Chrétien de Troyes, in het bijzonder diens Yvain. De maker van de Middelnederlandse Parthonopeus geeft er dan weer blijk van dat hij al deze elementen feilloos heeft begrepen, en is er zelf ook creatief mee aan de slag gegaan in het (origineel Middelnederlandse) slot van zijn bewerking. Hoe meer je de teksten bestudeert, des te duidelijker het wordt dat deze dichters een grote kennis van allerlei soorten verhaalstof hadden. In hun creativiteit proef je hoe dynamisch het literaire leven was in deze periode, toen het genre van de roman nog zo jong was.

Voor een blik achter de schermen van mijn onderzoek en de laatste ontwikkelingen op dit vlak kan je terecht op mijn blog.

Woodcuts as reading aids: Illustrations and knowledge transfer in printed books in Dutch on the natural world, c. 1480 - c. 1550

(Promotoren: Prof. dr. Arnoud Visser (UU), Prof. dr. Bart Besamusca (UU), Dr. Daantje Meuwissen (VU))

Wat is het hoofddoel van jouw project?

Ik probeer te begrijpen hoe illustraties (houtsneden) in volkstalige vroege drukken bijdroegen aan kennisoverdracht onder een breed en divers publiek. Mijn bronnen zijn boeken in het Nederlands over medische en astrologische onderwerpen, die zelf hun inhoud nadrukkelijk als nuttige kennis presenteren. Vanuit het idee dat de vormgeving van een boek invloed heeft op hoe een lezer dat boek ervaart en gebruikt, kijk ik zowel naar de beslissingen en strategieën van boekproducenten rondom beeldgebruik als naar wat echte lezers met deze boeken deden. Zo wil ik laten zien dat de afbeeldingen niet alleen decoratief zijn maar ook allerlei retorische functies vervullen.

Wat vind je het leukste aan het doen van onderzoek?

Tsja, wat eigenlijk niet? Als promovendus heb ik ongekende vrijheid om mijn eigen project vorm te geven en mijn eigen tijd in te delen. Dat vind ik een hele verantwoordelijkheid, maar ook een erg fijne en productieve manier van werken. De uitwisseling met collega’s uit allerlei disciplines vind ik enorm inspirerend. Verder heeft mijn onderwerp me naar allerlei bijzondere bibliotheken gevoerd op plekken waar ik anders niet snel naartoe zou zijn gegaan. Dat zou nu in coronatijd niet zo makkelijk meer kunnen, dus ik heb veel geluk dat ik mijn bronnenmateriaal in de afgelopen jaren al heb kunnen verzamelen.

Wat is tot nu toe de grootste ‘eye-opener’ geweest?

Eigenlijk zijn dat er twee. Ten eerste heeft het me verbaasd hoeveel Nederlandse houtsneden er tot in detail teruggaan op Duitse voorbeelden. In het onderzoek zijn we vaak erg gericht op relaties tussen Nederlands- en Franstalige literatuur, maar de boekdrukkers rond 1500 hadden dus ook scherp in het vizier wat er op de Duitstalige markt gebeurde.

De tweede eye-opener vind ik dat er uit ogenschijnlijk fragmentarische en hoogst individuele lezerssporen toch allerlei patronen naar voren komen. Meermaals kwam ik erachter dat een opmerkelijke manier van annoteren niet beperkt was tot een specifieke lezer maar op een breder gebruik wijst. Ik ben bijvoorbeeld verrassend veel exemplaren tegengekomen waarin lezers ook zelf afbeeldingen hebben ingekleurd, en waarin ze speldjes op de bladzijden van hun boek hebben geprikt. Over dergelijke gebruiken is nog weinig bekend, terwijl ze veel kunnen zeggen over hoe lezers met gedrukte boeken omgingen.

Deze website maakt gebruik van cookies.