Logo Universiteit Leiden.

nl en

Oeverplanten - doe de Oevercheck!

Voor veel mensen staat de lente gelijk aan het ontwaken van de natuur. De bomen kleuren het decor weer groen, begeleid door het koor van kikkers en bijen en de geur van bloemen in de lucht. Voor Jaqueline Henrot, onderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center en milieukundig adviseur, betekent de lente echter ook het begin van het Oevercheck-seizoen.

Oeverplanten
Oeverplanten

Het project mijnOeverplanten, met de bijbehorende Oevercheck, onderzoekt de diversiteit aan oeverplanten langs de waterwegen in Nederland. Door de jaren heen heeft dit burgerwetenschapsproject steeds meer populariteit en betrokkenheid verworven, met een groeiend aantal deelnemers. Vrijwilligers wordt gevraagd oevers te controleren door 23 plantensoorten te herkennen die dienen als indicatoren voor de bodemgezondheid. Inmiddels, na vijf jaar, zijn al 3.200 oevers in kaart gebracht.

Overbemesting en hoge stikstofconcentraties zijn bekende problemen in Nederland. Op sterk bemeste bodems gedijen snelgroeiende planten zoals gras, brandnetel en wilgenroosje, die de ruimte en het zonlicht volledig innemen, ten koste van soorten zoals de gewone wederik of orchideeën, die juist arme bodems prefereren. Dit leidt tot minder variatie in plantensoorten langs oevers, en dus ook tot lagere biodiversiteit in het algemeen.

Om dit probleem aan te pakken besloten de gemeenten rond Leiden zo’n tien jaar geleden om de biodiversiteit langs fietsroutes te verbeteren. Ze begonnen met het actief beheren van oevers door een deel van de vegetatie te verwijderen. Planten halen tijdens hun groei voedingsstoffen uit de bodem; door ze te maaien en af te voeren wordt de bodem armer. Met gecontroleerd maaibeheer kan de bodemvruchtbaarheid worden verlaagd en kan de plantendiversiteit toenemen.

Ook de vorm van de oever beïnvloedt de rijkdom aan vegetatie. Steile oevers kennen geen geleidelijke vochtgradiënt en dus ook geen variatie in bodemvochtigheid en bijbehorende plantengroei. Flauwe oevers bieden daarentegen een diversiteit aan vochtcondities en habitats, wat leidt tot een grotere soortenrijkdom.

Of deze beheermaatregelen daadwerkelijk effect hadden op de biodiversiteit, was echter onbekend. Daarom benaderden Naturalis Biodiversity Center en het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit Leiden de gemeente Leiden voor een gezamenlijk onderzoeksproject. Met de betrokkenheid van dr. Henrot ontstond zo het Oeverplanten-project.

Er worden 24 plantensoorten gebruikt als indicatoren voor de kwaliteit van de vegetatie. Deze soorten geven inzicht in verschillende niveaus van bodemvruchtbaarheid en oeverbeheer, en zijn ingedeeld in drie categorieën: rood (snelgroeiende soorten die hoge bemesting nodig hebben), oranje/geel (soorten die matige bemesting verdragen) en groen (soorten die alleen op voedselarme bodems groeien). Op basis van aanwezigheid en abundantie krijgt een oever een rood, geel of groen label, wat de bodemconditie en het beheer weergeeft.

Elk transect is ongeveer 40 meter lang en kost zo’n 15 minuten om uit te voeren. De herkenning van planten is laagdrempelig, en op de Oeverplanten-website zijn educatieve materialen beschikbaar, zoals foto’s, soortbeschrijvingen, een informatieve app en quizzen. Zo nodig kan ook de ObsIdentify-app worden gebruikt om via een foto de soort te bepalen.

Bodemherstel kost tijd; daarom loopt dit project tien jaar om de resultaten goed te kunnen volgen. De hoop is dat door het gemeentelijk beleid de bemesting van oevers zal afnemen, waardoor de diversiteit toeneemt en oevers die nu rood of geel zijn, in de toekomst groen worden.

Een meisje schrijft op een utigeprinte versie van de 'Oevercheck'
Een meisje doet de 'Oevercheck'

De verzamelde data worden niet alleen aan de gemeenten geleverd, maar ook openbaar gemaakt als open data. Door de jaren heen heeft het project media-aandacht gekregen, onder meer in Trouw en bij Unity TV, en is er interesse ontstaan vanuit het hele land om ook elders oeverchecks uit te voeren. Wat begon als een lokaal project in Leiden, is inmiddels landelijk gegroeid.

Voor Henrot is burgerwetenschap een logische keuze: het zou voor de gemeente financieel onmogelijk zijn om zelf zoveel data te verzamelen, laat staan voor één enkele onderzoeker. Bovendien vergroot publieksdeelname het bewustzijn over het belang van biodiversiteit, de rol van burgers in het behoud van natuur, en de maatregelen die de gemeente neemt om groene ruimtes te beheren. Zo is het toelaten van hoog opgeschoten gras en ‘onkruid’ langs paden juist bedoeld om biodiversiteit te bevorderen, belangrijke bestuivers te ondersteunen en overtollige stikstof te verwijderen wanneer deze planten worden gemaaid.

“Als je het niet kent, waardeer je het ook niet,” zegt Henrot. Mensen beseffen vaak niet welke verschillende ecologische waarden er schuilgaan achter tegels, exotische tuinplanten en inheemse soorten. Er is een mentaliteitsverandering nodig: van een strak, schoon ogend bloempotje naar een plek waar natuur gewoon natuur mag zijn.

Aan andere onderzoekers die een burgerwetenschapsproject willen opzetten, adviseert Henrot om vanaf het begin een helder doel te formuleren. Educatie alleen is niet voldoende reden om dit soort projecten te starten – de wetenschappelijke vraag moet relevant en duidelijk zijn. Ze raadt aan om vooraf het doelpubliek, het onderwerp, en de complexiteit en duur van de activiteiten goed te overwegen. Er worden tegenwoordig zoveel CS-projecten aangeboden dat het publiek verzadigd raakt; nieuwe projecten moeten daarom zorgvuldig worden ontworpen.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.