Universiteit Leiden

nl en

De taal als tijdmachine

Door onderzoek naar taal kun je de geschiedenis van volkeren reconstrueren, zelfs als er verder geen historische bronnen zoals geschreven documenten aanwezig zijn. Onderzoekers Willem Adelaar en Marian Klamer ondernemen de komende jaren zo'n zoektocht in gebieden met een grote diversiteit aan talen.

Het raadsel van de Amerika's - Willem Adelaar

Wanneer Noord- en Zuid-Amerika werden bevolkt, is nog steeds een raadsel voor wetenschappers. Terwijl archeologen beweren dat er langer dan 15.000 jaar geleden geen mensen in het gebied waren, wijst taalkundig onderzoek uit dat dit wél het geval moet zijn geweest. Dit heeft te maken met de meer dan 175 genetische taallijnen die in het gebied door wetenschappers zijn geïdentificeerd. Deze lijnen moeten meer dan 15.000 jaar nodig hebben gehad om zich te ontwikkelen en te verspreiden. Een grondige analyse van de taallijnen kan ons veel meer vertellen over de manier waarop de Amerika's werden bevolkt.

Talen vergelijken

Hoogleraar Willem Adelaar gaat met het raadsel van de Amerika’s aan de slag door talen uit Meso-Amerika en de Andes met elkaar te vergelijken. Hij kiest deze twee regio's, omdat er aanwijzingen zijn dat de talen in het Andes-gebied hun oorsprong zouden kunnen hebben in talen die ooit in Noord- en Midden-Amerika werden gesproken. Het gaat daarbij om talen waarvan tot nu toe niet bekend is dat ze een genetische verwantschap hebben of dat de twee volkeren, die de talen spraken, met elkaar in contact zijn gekomen.

Verwantschap tussen volkeren in Meso-Amerika en de Andes

Adelaar heeft zijn onderzoek in twee delen opgesplitst. Als eerste wil hij overeenkomsten tussen de talen uit Meso-Amerika en de Andes identificeren die te herleiden zijn naar de vroegste migratiestromen tussen de twee gebieden. Hiervoor wordt in een deelproject eerst alle taalkundige, archeologische en genetische kennis over de volkeren in Meso-Amerika en de Andes verzameld. Gewapend met deze kennis gaan Adelaar en zijn collega's vervolgens in de talen op zoek naar bewijzen voor verwantschap tussen de volkeren. Dit enorme onderzoek kan onder meer plaatsvinden door de kennis die binnen de Universiteit Leiden is gebundeld over (de talen van) de regio, door samenwerking met genetici en dankzij de voortschrijdende techniek waardoor het mogelijk is om steeds grotere datasets met elkaar te vergelijken.

De Harakmbut, een indianenstam uit Peru waarvan Willem Adelaar de taal onderzoekt.

Speuren naar bewijs voor contact

Adelaar gaat daarnaast in taal op zoek naar bewijs van latere contacten tussen volkeren uit Meso-Amerika en de Andes, grofweg tot aan het moment dat Amerika wordt ontdekt door Columbus. Uit archeologische bronnen weten we dat die contacten er geweest moeten zijn, omdat zeer complexe metaalbewerkings-technieken hun weg vonden van Peru naar Mexico. Ook zijn er opvallende overeenkomsten gevonden in kunstuitingen van de volkeren uit de twee gebieden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat die ontmoetingen geen sporen hebben achtergelaten in de taal. Adelaar speurt naar bewijs voor dat contact, onder meer door de externe relaties te onderzoeken van het Purépecha (Mexico) en het Mochica (Peru). De eerste zou overeenkomsten kunnen vertonen met talen in het Andesgebied (bijv. Quechua of Aymara), de tweede met talen van Meso-Amerika (bijv. Maya).

Lenen en erven in Oost-Indonesië - Marian Klamer

Op het eerste gezicht kun je niet weten waarom het Nederlandse woord 'goed' lijkt op Duits 'gut' of Engels 'good'. Komt dit omdat onze taal dezelfde voorouder-taal heeft, of is het een leenwoord, zoals 'sowieso' of 'computer'? Het verschil tussen wat talen 'erven' en wat ze 'lenen' is soms moeilijk vast te stellen, zeker wanneer het buurtalen betreft die ook dezelfde voorouder-taal hebben.

Veertig talen op drie eilandjes

Om het verschil tussen 'lenen' of 'erven' in de evolutie van taal goed in kaart te brengen, moeten we een situatie onderzoeken waar lenen plaatsvindt tussen talen die geen familie van elkaar zijn, zodat je 'erven' onomstotelijk kunt scheiden van 'lenen'. In de wereld zijn zulke situaties bijzonder schaars, maar in Oost-Indonesië vinden we er een. Daar worden in Oost-Flores, Pantar en Alor lokale talen gesproken die óf bij de Austronesische taalfamilie horen, óf bij een groep van Papuatalen. Deze drie eilanden zijn in oppervlakte samen kleiner dan Nederland. Toch worden er in het gebied niet minder dan 40 verschillende talen gesproken. Deze talen zijn bovendien zo divers dat zelfs sprekers die slechts op enkele kilometers afstand van elkaar wonen, elkaar soms helemaal niet begrijpen. Deze situatie bestaat al duizenden jaren en sprekers van deze families zijn al erg lang met elkaar in contact, bijvoorbeeld door handel of uithuwelijking. Tegenwoordig gebruiken ze Indonesisch meestal als tussentaal.

Marian Klamer praat met Teiwa-sprekers uit het dorp Lebang (Pantar, Indonesië)

Geschiedenis en migratiestromen reconstrueren

Hoogleraar Marian Klamer onderzoekt in dit gebied met een groep van vijf onderzoekers diverse situaties van taalcontact, en welke woorden en structuren al dan niet zijn overgenomen of geërfd. Ze bestuderen de omstandigheden waarin dit gebeurt en maken bovendien een reconstructie van de geschiedenis en migraties van de volkeren. Dit alles geeft informatie over de evolutie van taal in het algemeen, en over de geschiedenis van de mensen in Flores, Pantar en Alor in het bijzonder. 'Voor hun geschiedenis kunnen we niet terugvallen op geschreven bronnen, want die gaan maar honderd jaar terug', legt Klamer uit. 'En voor de diepere geschiedenis is archeologisch onderzoek vereist, wat hier nog niet heeft plaatsgevonden. We zijn dus aangewezen op het vinden van informatie te in de talen zelf. Denk aan het onderzoeken van verwantschaps-termen (‘neef’, ‘kleinkind’). Zulke termen zijn sterk traditioneel bepaald, maar veranderen ook in hun vorm of betekenis door contact, bijvoorbeeld als vrouwen van de ene taalgroep worden uitgehuwelijkt naar een andere groep, en hun kinderen daar grootbrengen. En plaatsnamen in taal A vormen een link tussen een geografische locatie en sprekers van taal A, ook als die nu ergens anders wonen. Ter vergelijking: wat zou het betekenen als we Friese plaatsnamen zouden hebben in Drente?'

Onderzoeksresultaten nuttig voor andere disciplines

De uitkomsten van het onderzoek zijn niet alleen van belang voor taalkundigen, maar kunnen ook worden gebruikt als startpunt van onderzoek door historici, archeologen en antropologen. Het project loopt tot en met 2019 en wordt ondersteund met een VICI-beurs van onderzoeksinstituut NWO.

Inzicht in geschiedenis

Het onderzoek van Adelaar en Klamer is niet alleen vanuit een taalkundig perspectief interessant, maar raakt ook mensen direct. De onderzoekers hebben veel contact met de gemeenschappen die ze bestuderen. Het onderzoek geeft de bewoners van de gebieden zo ook inzicht in hun eigen geschiedenis, taal en cultuur. Bovendien worden de talen uit beide onderzoeken gedocumenteerd en zo bewaard voor het nageslacht.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.