Universiteit Leiden

nl en

Carel Stolker: ‘Jonge onderzoekers, jullie staan niet alleen’

Jonge onderzoekers worden extra hard geraakt door de coronamaatregelen. Krijgen zij hun promotie- of postdoc-project wel op tijd af nu al het onderzoek al maanden stilligt? Wat betekent vertraging of uitstel zo aan het begin van hun academische carrière? En wat doet de Universiteit Leiden om hen te helpen en hun zorgen weg te nemen?

Aan het begin van de coronacrisis was het belangrijk om snel praktische zaken te regelen. Bijvoorbeeld hoe onderzoekers vanuit huis toch bij hun data konden, hoe om te gaan met langlopende experimenten in labs en of grote machines wel ‘onbeheerd’ konden blijven toen iedereen ineens thuis moet werken. Nu de acute fase van de crisis voorbij is, en duidelijk wordt dat de situatie nog wel eens een flinke tijd kan duren, komen er andere vraagstukken en problemen op. Een daarvan is het feit dat de beperkingen door corona promovendi en postdocs extra hard raken – zo bleek ook al uit een inventarisatie van de Young Academy Leiden. In de kaders vertellen drie jonge onderzoekers over hun situatie.

Extra nijpend voor jonge onderzoekers

Karin Horsman is voorzitter van de projectgroep ‘Onderzoek in tijden van corona’. ‘Er zijn een aantal redenen waarom de situatie voor jonge onderzoekers extra nijpend is,’ legt ze uit. ‘Jonge onderzoekers werken veelal op tijdelijke contracten, met de druk om hun onderzoeksproject af te ronden binnen een specifieke tijd. Ook worden ze soms ingeschakeld voor het onderwijs, en de vertaalslag naar online de afgelopen periode was natuurlijk ook al veel werk. Daarnaast zijn veel van hen op de leeftijd waarop ze jonge kinderen hebben, waar zij de afgelopen maanden natuurlijk ook extra zorg voor hebben gehad.’ Een derde punt zijn de zorgen om de toekomst. ‘Dat is voor deze groep natuurlijk niet nieuw, elke promovendus zal zich hebben afgevraagd hoe de rest van zijn of haar carrière eruit zal komen te zien. Maar nu heeft deze groep een economische crisis in het vooruitzicht, en maken zij zich zorgen of ze bij latere sollicitaties worden afgerekend op de vertraging of aanpassingen die zij nu aan hun projecten moeten doen.’

Sanne de Vet, promovendus bij Pedagogische Wetenschappen

‘Mijn onderzoek ligt al drie maanden zo goed als stil. Ik kijk onder andere naar de start en ontwikkeling van kinderen op de kinderopvang: die was twee maanden dicht. Daarnaast bezoeken we gezinnen thuis, om gezinssituaties te filmen en speekselmonsters af te nemen. Dat kan allemaal niet. Het geeft meer problemen dan alleen vertraging: de kinderen worden ‘te oud’ of ze zijn inmiddels al gestart op de opvang. Daardoor missen een deel van de ontwikkeling die we zouden volgen, en er vallen deelnemers uit. Ik maak me echt zorgen: lever ik nog wel kwalitatief hoogwaardig onderzoek af als ik dit straks weer voortzet? Of moet ik met een heel nieuw cohort gaan beginnen, met deels een andere onderzoeksopzet? En hoe moet dat dan, want ik zit in al in het tweede jaar van de drie jaar die ik heb. Ik begrijp heel goed dat het voor de universiteit ontzettend complex is nu. Maar ik ervaar de besluitvorming over onderzoek wel als traag. We moeten wachten op algemene regels, een algemeen groen licht om weer aan de slag te kunnen. Maar elk onderzoek is anders, misschien kunnen sommige zaken al wel nu, in lijn met de richtlijnen. Geef als universiteit je mensen het vertrouwen om zelf protocollen te maken en een voorstel te doen om verder te gaan. Die kunnen dan goed- of afgekeurd worden, maar dat kost minder tijd dan hoe het nu gaat. Want die tijd hebben onderzoekers niet, en het gaat ten koste van de kwaliteit van het onderzoek.’

Situatie verlichten bij vertraging

Dat deze zaken flink wat stress kunnen opleveren, beaamt ook rector Carel Stolker. ‘Allereest wil ik tegen al onze jonge onderzoekers zeggen dat we hun zorgen begrijpen en dat ze niet alleen staan. Problemen door corona zijn reëel, al zijn er ook promovendi en postdocs die thuiswerkend nauwelijks vertraging hebben opgelopen. Maar voor mensen die wel vertraging hebben opgelopen, of die andere zorgen hebben, werken we er op allerlei manieren aan om hun situatie te verlichten.’ Stolker trekt daarbij ook samen op met zijn collega’s van andere universiteiten. ‘Deze crisis speelt natuurlijk niet alleen in Leiden. Daarom dringen we bijvoorbeeld met alle Nederlandse universiteiten aan bij het ministerie om met landelijke maatregelen te komen voor deze groep academici.’

Landelijke lobby

‘Daarnaast proberen we, samen met andere universiteiten, financiers zoals NWO en ZonMW ook verlengingen te laten verstrekken,’ vult Horsman aan. ‘En we zijn een lobby gestart bij de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bij OC&W. Want bij postdocs lopen we soms tegen wetgeving aan die een verlening niet mogelijk maakt: die zitten vaak aan het wettelijke maximumaantal tijdelijke contracten en mogen dus enkel op een vast contract blijven.’ Een verlenging met een bepaalde tijd is dan wettelijk niet mogelijk. ‘Verder vragen we ook aan de begeleiders van de jonge onderzoekers om heel goed mee te kijken en mee te denken. Misschien kan de onderzoeksopzet iets worden versimpeld, of verkort, of kun je iets aan het aantal artikelen doen dat je van een jonge onderzoeker verwacht. En dan moeten we vervolgens garanderen dat die onderzoekers daar later geen nadeel van ondervinden.’ Nog een belangrijke maatregel die de universiteit neemt: nu de gebouwen weer langzaam open gaan, geven decanen voorrang aan jonge onderzoekers met tijdelijke contracten. Zodat zij zo snel mogelijk de draad weer kunnen oppakken. 

Tim van Polanen, promovendus Rechtshistorie

‘Ik ben nu anderhalf jaar bezig met mijn promotietraject – ik heb een aanstelling voor zes jaar. Op zich kan ik mijn onderzoek goed vanuit huis doen: de archieven zijn wel gesloten maar veel bronnen zijn gedigitaliseerd. Waar ik tegenaan liep, was dat ik nog altijd in mijn studentenhuis woon. Op mijn kamertje van 15m2 moest ik werken, eten, ontspannen en slapen. Dan komen echt de muren op je af. Bovendien wonen er nog zes mensen in mijn huis, dus concentreren op werk was ontzettend lastig. Ik heb dit aangekaart bij mijn promotor en de promovendidecaan van Rechtsgeleerdheid, en zij zijn een en ander gaan regelen. Nu kan ik enkele dagen per week – in mijn eentje – op kantoor werken. Het lijkt een klein praktisch puntje, maar het maakt voor mij heel veel verschil! Ik zou mijn mede-promovendi als tip willen geven om gewoon in gesprek te gaan met hun leidinggevende/promotor als ze ergens tegenaan lopen. Maatwerk is echt mogelijk.’

Elke situatie is anders

Elke onderzoeker bevindt zich ook weer in een net andere situatie, blijkt ook uit de verhalen van jonge onderzoekers (zie de kaders). Van geen toegang hebben tot een lab voor experimenten tot niet bij je proefpersonen langs mogen, of de zorg voor kinderen die niet naar school of de opvang kunnen of niet beschikken over een werkplek thuis. Maatwerk is daarom een belangrijk uitgangspunt voor de projectgroep,’ legt Horsman uit. ‘Iedereen heeft behoefte aan iets anders. Er zijn mensen die met de handen in het haar zitten, maar er zijn ook promovendi die een positieve kant zien aan deze situatie: nu hebben ze eindelijk alle tijd en aandacht om hun proefschrift af te schrijven, de rector zei dat al. Dat maakt het vinden van oplossingen extra complex.’

Maatwerk als uitgangspunt

Maar zelfs met maatwerk als uitgangspunt blijft het een puzzel, vindt ook Stolker. En daar komt nog iets bij: ‘Iedereen begrijpt de zorgen van jonge onderzoekers en de problemen waar zij tegenaan lopen, en we willen hen natuurlijk helpen. Anderzijds is het ook zo dat iederéén in de samenleving geraakt wordt door deze crisis – dus alle problemen voorkomen is simpelweg onmogelijk. En we hebben ook nog eens geen idee hoe lang het gaat duren. Als de overheid maatregelen versoepelt, kan een probleem ook zo ineens opgelost zijn. Daarom concentreren we ons nu op die zogenoemde schrijnende gevallen.’

Meld problemen en zorgen

Stolker wil alle jonge onderzoekers zeer op het hart drukken om zich met hun problemen en zorgen bij hun leidinggevende of begeleider te melden. ‘Ga serieus in gesprek, wees open en eerlijk over waar je tegenaan loopt.’ Horsman vult dat aan: ‘Hoe meer mensen hun individuele zorgen laten weten, hoe beter wij de knelpunten in kaart kunnen brengen. Maak duidelijk waar je mee zit, want dat helpt ons bij het zoeken naar oplossingen.’

Bjørn Bartholdy, promovendus bij Archeologie

‘Mijn vakgebied is experimentele archeologie, en ik moet voor mijn geplande experimenten elke dag in het lab zijn – ook in het weekend. De labs zijn nu op weekdagen wel weer beperkt toegankelijk, maar ik kan dus nog niet verder. En daarnaast: ik heb een zoontje van anderhalf, die natuurlijk niet naar de opvang kon. Dus ook daardoor kwam het niet van werken de afgelopen maanden; ik kon de zorg voor hem wel afwisselen met mijn partner, maar wij hebben geen aparte werkkamer in ons huis dus dan is geconcentreerd werken een uitdaging. ‘Ik loop sowieso enkele maanden vertraging op met mijn project. Ik kan mijn zorgen wel goed bespreken met mijn promotor, en zij begrijpt ook dat ik mijn onderzoek niet over een andere boeg wil gooien om maar binnen de tijd klaar te zijn. Ik wil afmaken wat ik ben begonnen. Dat brengt natuurlijk wel zorgen met zich mee, want zijn er wel mogelijkheden voor contractverlening? Ik hoop dat de universiteit creatief nadenkt over oplossingen. Bijvoorbeeld als een volledige verlenging niet mogelijk is, mensen wel toegang geven tot bijvoorbeeld een werkplek en de bibliotheek. Niet iedereen heeft evenveel nodig, kijk of je de beschikbare middelen zo goed mogelijk kunt verdelen. Maar ik zou zeker niet in de schoenen van degenen die dit moeten uitdenken willen staan, het is erg lastig.’

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.