Promotie
The Eurasian Question
- Datum
- woensdag 30 mei 2018
- Tijd
- Locatie
-
Academiegebouw
Rapenburg 73
2311 GJ Leiden

Supervisor
- Prof. M.L.J.C. Schrover
Korte inhoud van het proefschrift
Waarom gingen ze, waarom bleven ze? Jacobson onderzocht van de drie koloniën Brits Indië, Nederlands-Indië en Frans-Indochina wat de motieven van Euraziaten (kinderen uit gemengd westerse/inheemse relaties) waren om in het thuisland te blijven wonen of naar het westen te vertrekken. Ze keek naar de periode 1900-1970. Jacobson vond dat sprake was van een emancipatie-paradox. Door zich te organiseren als aparte groep om sterker te staan in het opeisen van rechten, vervreemdden de Euraziaten zich van de kolonisatoren. Verder speelde de mate van gewelddadigheid van de onafhankelijkheidsstrijd een rol bij de beslissing om te blijven of te vertrekken.
Samenvatting van het proefschrift
Debatten over de juiste terminologie voor 'Eurasians', het hoofdonderwerp van dit boek, kwamen tijdens dit onderzoek vaak voor: Wat is het juiste label? Wie is een Euraziaat, of wie definieert zichzelf als zodanig? Dit zijn controversiële kwesties die direct verband houden met de hoofdvraag van dit proefschrift: Wat waren de kaders waarbinnen de Euraziaten hun keuzes maakten wat betreft het blijven in of het verlaten van hun vroegere koloniën Brits Indië, Nederlands-Indië en Frans-Indochina? Waarom verschilden die kaders? In dit boek heb ik de factoren geanalyseerd die deze kaders bepalen. Daartoe vergeleek ik de koloniale positie van Euraziaten in de drie koloniën en hun opties na dekolonisatie om te begrijpen waarom deze kaders verschilden. De vergelijkende aanpak van deze studie leidde tot de ontdekking van unieke kenmerken van elke kolonie evenals opvallende verbindingen en overeenkomsten tussen de Euraziatische groepen en de koloniale autoriteiten in de drie koloniën bij het oplossen van ‘the Eurasian Question’. De sleutel tot de koloniale status van Euraziaten en hun plaats in de koloniale hiërarchie was de hybriditeit van de groep. De groep is ontstaan als gevolg van migratie vanuit Europa naar Azië en relaties tussen Europese mannen en inheemse vrouwen. Ze konden doorgaan voor Europees of inheems, afhankelijk van factoren zoals huidskleur, klasse en opleiding. In de periode die dit boek omvat - 1900 tot 1970 - definieerden en herdefinieerden mensen zichzelf herhaaldelijk als Europees of inheems of werden ze door anderen op die manier gedefinieerd. Een belangrijk moment in dit proces van constante definitie en zelfdefinitie was de dekolonisatie. Op dat moment verschoven de kaders waarbinnen de Euraziaten kozen tussen hun Aziatische of Europese afkomst. Daarnaast veranderden de etiketten die voor de mensen van gemengde afkomst werden gebruikt, en daarmee ook het aantal mensen die in de Euraziatische groep waren opgenomen of juist werden uitgesloten. Het proces van definitie en herdefinitie begon toen de Europese migratie – en dus ook de komst van meer Europese vrouwen - naar de Aziatische kolonies aan het einde van de negentiende eeuw toenam. In dezelfde periode was de wereldwijde economische crisis en ontstond er meer concurrentie tussen de inheemse bevolking en de Euraziaten op de arbeidsmarkt. Euraziaten konden daardoor geen geschikte baan meer vinden en werden onderdeel van de groeiende groep arme Europeanen in de grote steden van de koloniën. De reactie van de Euraziaten hierop was emancipatie als een groep. Ze richtten hun eigen organisaties op die tijdschriften en kranten uitgaven en pleitten voor meer gelijke rechten zoals de Europeanen. Als gevolg daarvan werden ze zichtbaarder en koloniale autoriteiten definieerden hen explicieter en negatiever als aparte groep in alle drie koloniën. Overheden maakten echter nooit een aparte juridische categorie in het beleid voor de Euraziaten. Tegelijkertijd begonnen de koloniale autoriteiten de Euraziatische groep als een potentieel probleem te beschouwen. Om dit probleem op te lossen, gaven zij bepaalde rechten aan de Euraziaten, maar ze namen ook veel maatregelen om hun mogelijkheden te beperken. Euraziaten werden en voelden zich gediscrimineerd. Deze studie liet zien dat in bijna alle kolonies wereldwijd een tussengroep van gemengd Europees en inheemse afkomst ontstond. Hoewel die groepen van gemengde afkomst in al die plaatsen zeer verschillend waren, volgde de Euraziatische groep in de drie Aziatische koloniën in deze studie een soortgelijke ontwikkeling in de afbakening van de groep en emancipatie door de oprichting van belangenorganisaties. Door het verkennen van connecties tussen de koloniën en door de totstandkoming van de Euraziatische groep in alle drie de kolonies te vergelijken, kon ik daarin een gemeenschappelijk patroon van het tegenovergestelde, negatieve, discriminerende effect van een positief bedoelde emancipatie strategie onderscheiden: de emancipatie-paradox. Uit mijn vergelijkend onderzoek bleek dat in alle drie de Aziatische koloniën een soortgelijke paradoxale situatie ontstond. Het positieve proces van emancipatie werd gekoppeld aan een negatief discriminatieproces dat zich door een grotere zichtbaarheid van de Euraziatische groep kon ontwikkelen. De bijzondere positie van Euraziaten in de koloniale hiërarchie hing samen met en bepaalde mede deze paradoxale situatie. Deze paradox van ‘emancipatie en discriminatie’ bepaalde de specifieke positie van de Euraziaten in de postkoloniale samenleving en hun postkoloniale mogelijkheden. Deze positie werd gekenmerkt door het eerdergenoemde proces van herdefiniëring en hybriditeit en gevoelens van achterstelling. In Brits Indië was deze paradox groter dan in Nederlands-Indië en Frans Indochina. Daar organiseerden Euraziaten zich vroeg en eisten ze succesvol meer rechten. Daardoor kwamen ze aan de ene kant als groep meer apart van de Britten te staan, en hadden daarom ook minder mogelijkheden om met hen naar het Verenigd Koninkrijk te migreren na de onafhankelijkheid. Aan de andere kant, leidde de strikte, afgebakende plaats van AngloIndians in de kolonie met weinig mogelijkheden voor opwaartse mobiliteit uiteindelijk tot uitgebreide grondwettelijke rechten voor Euraziaten in India in de jaren direct na dekolonisatie. In Frans Indochina, begonnen Euraziaten laat met het eisen van rechten. Ze kregen weinig rechten en werden minder apart gezet van de kolonisatoren. Daarom kon de meerderheid van de groep uiteindelijk naar Frankrijk migreren. In Nederlands-Indië, begonnen Euraziaten later met het oprichten van organisaties en het claimen van rechten dan in Brits-Indië. Nadat ze zich hadden georganiseerd, kregen ze ook minder rechten dan de Euraziaten in Brits-Indië. Wel kon een groter aantal van hen migreren naar Nederland na de onafhankelijkheid. De kaders waarbinnen Euraziaten hun keuzes maakten tussen in de voormalige kolonie blijven of vertrekken, kunnen het beste verklaard worden door de hierboven beschreven koloniale emancipatie-paradox en de gewelddadige aard van het dekolonisatieproces en zijn nasleep. Terwijl in Indonesië en Vietnam, dekolonisatie vijandig en gewelddadig verliep voor Euraziaten, raakte het geweld dat in India gepaard ging met de onafhankelijkheid en de opdeling, de Euraziaten niet. Dit tegenstrijdige model van gemeenschapsvorming en -afbrokkeling in de voormalige koloniën zou getest kunnen worden voor andere voormalige koloniën in Azië. Dat Euraziaten een eigen vorm van verbondenheid overzee ontwikkelden en allerlei soorten van verbindingen en overeenkomsten wereldwijd hadden, kan dienen als een algemene aanbeveling voor meer vergelijkend koloniaal en postkoloniaal onderzoek.
Attend
PhD defences are free; you do not have to register.
PhD dissertations
PhD dissertations by Leiden PhD students are available digitally after the defence through the Leiden Repository, that offers free access to these PhD dissertations. Please note that in some cases a dissertation may be under embargo temporarily and access to its full-text version will only be granted later.
Press contact
Maarten Muns, Scientific Communications Adviser, Leiden University
m.a.muns@bb.leidenuniv.nl
+31 71 527 3282