Lezing
Camus en de Vreemdeling: Recht, empathie en het absurde
- Datum
- vrijdag 13 april 2018
- Tijd
- Serie
- Recht, Literatuur en Existentialisme
- Locatie
-
Wijnhaven
Turfmarkt 99
2511 DP Den Haag
Op 13 april 2018 bespreekt Claudia Bouteligier De vreemdeling (L’Étranger, 1942) van de Franse schrijver Albert Camus (1913-1960). Deze ogenschijnlijk eenvoudige, maar toch zeer veellagige roman is buitengewoon relevant voor reflectie op het recht.
De neiging om verhalen te vertellen hangt zeer nauw samen met onze omgang met de werkelijkheid. Dostojevski’s ondergrondse man wees reeds op de behoefte van de mens aan ordening, aan begrip en noodzakelijkheid in de wereld om ons heen. Maar wat als die wereld volstrekt willekeurig en betekenisloos is en geen enkele ordening heeft? Claudia Bouteligier bespreekt deze en andere kernvragen uit Sartre’s roman.
Een kerntekst binnen 'Recht en literatuur'
Binnen ‘Recht en literatuur’ is veel geschreven over De vreemdeling (zoals door Richard Weisberg in zijn boek The Failure of the Word: The Protagonist as Lawyer in Modern Fiction, New Haven/London: Yale University Press 1984). Leidende kernconcepten (en legitimaties) van ‘Recht en literatuur’ komen helder naar voren, met name het belang empathie en inlevingsvermogen. Het verhaal van Meursault, de protagonist van De vreemdeling, toont een onmenselijke kant van het recht en het gevolg daarvan wanneer empathie en inlevingsvermogen ontbreken: er wordt onrecht gedaan.
In deze lezing verkiest Bouteligier een andere benadering: namelijk dat Camus juist het problematische karakter van inleving en empathie aan de kaak stelt. Leiden inlevingsvermogen en empathie inderdaad tot rechtvaardigheid? Thematieken van eerdere lezingen, de vergeten persoon in het recht (zie de eerdere lezing over Dostojevski) en de reducerende werking van de narratio (zie de eerdere lezing over Sartre), worden treffend verbeeld in De vreemdeling.
Nietzsche en Dostojevski
Camus is in hoge mate beïnvloed door Nietzsche. Dit blijkt onder meer uit zijn protest tegen gerationaliseerde vormen van moraal en maatschappij. Ook het werk van Dostojevski heeft Camus in hoge mate geïnspireerd. Zo is het thema van de logische zelfmoord (cf. Dostojevski’s belachelijke man) een belangrijk uitgangspunt in Camus’ beroemde essay De mythe van Sisyphus. Een essay over het absurde (1942). Ook het probleem van de theodicee heeft Camus altijd bezig gehouden, met name de vraag hoe de liefde van God overeenstemt met het lijden van onschuldige kinderen en het onrecht dat hen wordt aangedaan (vgl. Ivan Karamazov in ‘De Grootinquisiteur’).
Vanuit ‘Walging’ onderzoekt Bouteligier of literatuur de juridische reductie van de persoon en de werkelijkheid daadwerkelijk kan doorbreken. Want worden verhalen (ook literaire!) niet in hoge mate bepaald door logica, causaliteit en noodzaak? Er lijkt sprake te zijn van een verwisseling van mechanismen – met ingrijpende consequenties voor het doen van recht aan de ander en de werkelijkheid.
Claudia Bouteligier is docent-onderzoeker bij de afdeling Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Zij bereidt een proefschrift voor over ‘Recht en literatuur’, waarbij zij vanuit het perspectief van literatuur en dialogische filosofie (resp. Dostojevski en Buber) zowel grondslagen van het recht als kernveronderstellingen binnen ‘Recht en literatuur’ heronderzoekt. Dit proefschrift rondt zij af in het najaar van 2017.
Zij verzorgt daarnaast meerdere vakken binnen de bachelor Rechtsgeleerdheid en heeft diverse cursussen ontworpen en gecoördineerd, waaronder een tienweekse cursus over Dostojevski’s ‘De gebroeders Karamazov’ voor het BA3-vak Rechtsfilosofie en een interfacultaire Honours Class van de Universiteit Leiden, ‘Recht, literatuur en film’.
Jaarlijks geeft zij een deel van de PAO-Verdiepingscursus ‘Recht en Literatuur’ aan advocaten en juridische professionals (Post Academisch Onderwijs).
De on(be)grijpbare Meursault
De vreemdeling is het relaas van Meursault, dat uit twee delen bestaat. In het eerste deel is de lezer getuige van een moord die de protagonist pleegt, en in het tweede deel staat diens arrestatie, ondervraging en proces centraal. Een ding valt direct op in het tweede deel: Meursault wordt niet gezien als persoon. Hoewel hij fysiek aanwezig is bij zijn proces, wordt hij uiteindelijk ‘bij verstek’ veroordeeld (cf. Levinas).
‘Alles speelde zich zonder mijn tussenkomst af. Mijn lot werd geregeld zonder dat mij om raad werd gevraagd. Van tijd tot tijd had ik zin iedereen in de rede te vallen en te zeggen: “Maar wie is hier eigenlijk de beschuldigde? Het lijkt mij toch van belang de beschuldigde te zijn. Ik zou ook graag iets willen zeggen!” Maar alles welbeschouwd had ik niets te zeggen.’
Meursaults veroordeling komt niet tot stand op basis van een juridische motivatie, maar op grond van narratieve constructies over zijn vermeende karakter. Zijn misdaad lijkt geheel naar de achtergrond te zijn verdwenen. De aanklager formuleert op zeer zorgvuldige wijze verhalen die Meursaults vreemd-zijn benadrukken en die, net als in het geval van Dmitri Karamazov, logischerwijs en dwingend naar een enkele conclusie leiden: de onomstotelijke vaststelling van schuld. Het lijkt erop dat hij door alle procesdeelnemers (niet alleen door de officier, maar ook door de jury en zelfs zijn eigen advocaat!) wordt beschouwd als een onbegrijpelijke vreemdeling. De ethische roep van zijn gelaat (Levinas) wordt niet gezien, laat staan gehoord.
Meursault is een onbegrijpelijke vreemdeling die zich niet wenst te conformeren aan de geordende maatschappij. Dat is een van de redenen waarom hij moet sterven.
Meursault: een absurd mens?
In augustus 1942 schrijft Camus in een van zijn dagboeken dat De vreemdeling ‘de naaktheid van de mens ten overstaan van het absurde’ beschrijft. De notie van het absurde verwoordt Camus prachtig in de volgende beroemde zin: ‘Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt’ (De mythe van Sisyphus). De mens is een vreemdeling in de zinloze, contingente wereld. Maar wat rest ons dan nog? Met het antwoord op deze vraag onderscheidt Camus zich van Sartre – en van het existentialisme, zo zal blijken.
De absurde mens die Camus aan het eind van De mythe beschrijft, lijkt indringend te worden weergegeven in de persoon van Meursault. Wat betekent het om een absurde levenshouding aan te nemen? En wat zegt dit over empathie, inleving en het recht? Deze vragen staan centraal in de lezing ‘Recht, empathie en het absurde’.