Universiteit Leiden

nl en

Lezing

Recht, literatuur en het noodzakelijke verhaal: ‘Walging’ van Sartre

Datum
vrijdag 9 maart 2018
Tijd
Serie
Recht, Literatuur en Existentialisme
Locatie
Wijnhaven
Turfmarkt 99
2511 DP Den Haag

Wij leven in en met verhalen. Door middel van verhalen geven wij niet alleen vorm aan onszelf en ons eigen leven, maar ook aan de ander en de werkelijkheid om ons heen. In de zesde lezing uit de lezingenreeks ‘Recht, literatuur en existentiefilosofie’ staat een roman centraal die handelt over deze menselijke drang tot narrativiteit: ‘Walging’ (‘La Nausée’, 1938) van de Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980). Deze in dagboekvorm geschreven roman biedt prachtige inzichten over de werking van verhalen en de existentiële keuze als het aankomt op het vertellen ervan. In ‘Walging’ laat Sartre de lezer reflecteren op deze vaak als vanzelfsprekend aangenomen narrativiteit.

De neiging om verhalen te vertellen hangt zeer nauw samen met onze omgang met de werkelijkheid. Dostojevski’s ondergrondse man wees reeds op de behoefte van de mens aan ordening, aan begrip en noodzakelijkheid in de wereld om ons heen. Maar wat als die wereld volstrekt willekeurig en betekenisloos is en geen enkele ordening heeft? Claudia Bouteligier bespreekt deze en andere kernvragen uit Sartre’s roman.

Narratieve constitutie in het recht

Recht is ten diepste verbonden met verhalen en een vertelde werkelijkheid (zie bijvoorbeeld het proces van Dmitri Karamazov). Partijen dragen hun eigen versie van het gebeurde voor aan de rechter, die deze verhalen vervolgens door een juridisch filter haalt en een eigen verhaal construeert. Hiertoe selecteert de rechter alleen de gebeurtenissen die rechtens relevant zijn en als rechtsfeiten kunnen worden gekwalificeerd. Dat is onvermijdelijk: rechtsregels zijn alleen toepasbaar op rechtsfeiten. Het recht moet objectiveren en categoriseren om van toepassing te zijn. Maar kan het verhaal dat uiteindelijk overblijft en de wereld in zal gaan als het juridisch werkelijke verhaal recht kan doen aan de veelkleurige en ambigue werkelijkheid?

Er lijkt sprake te zijn van een Droste-effect. Bij iedere narratieve constructie wordt meer geabstraheerd van wat daadwerkelijk gebeurd is. Door middel van het verhaal wordt ordening aangebracht in het recht. De juridische betekenis die aan feiten en omstandigheden wordt toegerekend, is in feite een ‘(…) nieuw voorstel voor een ordening van de wereld’ (Gaakeer). Dat laatste punt is buitengewoon interessant. Want vanaf het moment dat een uitspraak de wereld in wordt gebracht, is er sprake van een nieuwe – gereduceerde – werkelijkheid. In de rechtszaal wordt beslist welk juridisch gecomponeerd verhaal het ware verhaal wordt: ‘zo is het gebeurd’. Met terugverwijzing naar Dostojevski en vooruitlopend op ‘De vreemdeling’ van Camus bespreekt Bouteligier aan de hand van ‘Walging’ de idee van narratieve (zelf)constitutie en de narratieve aard van het recht.

Claudia Bouteligier is docent-onderzoeker bij de afdeling Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Zij bereidt een proefschrift voor over ‘Recht en literatuur’, waarbij zij vanuit het perspectief van literatuur en dialogische filosofie (resp. Dostojevski en Buber) zowel grondslagen van het recht als kernveronderstellingen binnen ‘Recht en literatuur’ heronderzoekt. Dit proefschrift rondt zij af in het najaar van 2017.

Zij verzorgt daarnaast meerdere vakken binnen de bachelor Rechtsgeleerdheid en heeft diverse cursussen ontworpen en gecoördineerd, waaronder een tienweekse cursus over Dostojevski’s ‘De gebroeders Karamazov’ voor het BA3-vak Rechtsfilosofie en een interfacultaire Honours Class van de Universiteit Leiden, ‘Recht, literatuur en film’.

Jaarlijks geeft zij een deel van de PAO-Verdiepingscursus ‘Recht en Literatuur’ aan advocaten en juridische professionals (Post Academisch Onderwijs).

Het verhaal in 'Recht en literatuur'

‘Walging’ biedt interessante inzichten voor de relatie tussen literatuur en recht. Een breed gedragen stelling in ‘Recht en literatuur’ is dat de lezer door middel van het lezen van (bepaalde) literatuur een gevoeligheid voor de ander kan ontwikkelen. De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum (1947) spreekt in dit verband van ‘narratieve verbeelding’: ‘(…) de vaardigheid om te bedenken hoe het zou kunnen zijn om in de schoenen te staan van iemand anders dan jijzelf, om een intelligente lezer te zijn van het verhaal van de persoon, en om de emoties, wensen en verlangens te begrijpen die iemand in die situatie zou kunnen hebben’ (uit: ‘Niet voor de winst’, p. 130). Volgens Nussbaum is deze verbeelding onmisbaar voor (sociale) rechtvaardigheid: het benadrukt de menselijke kant van het recht en creëert ruimte voor de mens van vlees en bloed.

Vanuit ‘Walging’ onderzoekt Bouteligier of literatuur de juridische reductie van de persoon en de werkelijkheid daadwerkelijk kan doorbreken. Want worden verhalen (ook literaire!) niet in hoge mate bepaald door logica, causaliteit en noodzaak? Er lijkt sprake te zijn van een verwisseling van mechanismen – met ingrijpende consequenties voor het doen van recht aan de ander en de werkelijkheid.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.