Beter omgaan met onze grondstoffen
De beschikbaarheid van grondstoffen, de energietransitie, het belang van circulariteit en de afhankelijkheid van China. Daarover en meer gaat de oratie van hoogleraar industriële ecologie René Kleijn op 18 september. Hij bekleedt de leerstoel Toekomstbestendige grondstofvoorziening, de enige in Nederland.
‘Praktisch alle technologie die we vandaag de dag gebruiken, bestaat niet zonder metalen,’ schrijft Kleijn in zijn oratie met de titel Resourcing the future. ‘Interessant is het feit dat metalen ook een circulaire economie mogelijk maken.’
Wat doe je eigenlijk als industrieel ecoloog, is een vraag die hij vaak krijgt. ‘Ik kijk naar de materiaal- en energiestromen in de maatschappij,’ zegt hij dan, ‘zoals een arts naar het metabolisme van zijn patiënt.’ Die vergelijking maakt hij, want: ‘De maatschappij is ook ziek. Met fossiele brandstoffen en de lineaire economie gaan we het geen tweehonderd jaar redden.’
De energietransitie is ook een materialentransitie.
De energietransitie is ook een materialentransitie, betoogt hij: de omschakeling van kolen, olie en gas naar het beheren van een voorraad metalen, want die zijn bijvoorbeeld nodig voor elektrische auto's, windmolens en zonnecellen. ‘Fossiele brandstoffen ben je kwijt als je ze verbrandt,’ licht hij toe. ‘Metalen kun je heel lang in de maatschappij houden. Door producten op een bepaalde manier te ontwerpen, met recycling- en inzamelingssystemen.’
Milieu- en sociale belasting
Metalen winnen belast het milieu ook en daarnaast kan de sociale impact negatief zijn, beaamt Kleijn. ‘Je hoort tegenwoordig steeds vaker: hoe schoon zijn die elektrische auto's eigenlijk? Want je moet al die metalen winnen en dan verwijst iedereen naar de kobaltmijnen in Congo.’
Zeker in de komende dertig jaar moeten we heel veel meer metalen gaan winnen om over te stappen op schone energie. ‘Maar je hebt direct minder olie, gas en kolen nodig en in totaal dus juist minder mijnbouw en vervuiling dan nu.’ Die opschaling van mijnbouw voor metalen is niet eenvoudig, want hoewel de meeste metalen op alle continenten te vinden zijn, wil ‘niemand een mijn in zijn achtertuin. Tegelijkertijd vinden we het wel allemaal prima in Afrika.’
Moet iedereen een auto voor de deur hebben waarmee je in één keer naar Parijs kan rijden?
Slimme keuzes
Er zitten genoeg metalen in de grond voor de energietransitie de komende dertig jaar, zegt Kleijn, zeker als we slimme technologiekeuzes maken. Door batterijen in een elektrische auto’s te maken van materialen waarvan nog veel voorhanden is in plaats van met materialen die schaars aan het worden zijn. Ook moeten we ons, vindt hij, zaken afvragen als: moet iedereen een auto voor de deur hebben waarmee je in één keer naar Parijs kan rijden?
Ook de afhankelijkheid van China en het belang van het kijken naar de hele toeleveringsketen komt aan bod. ‘Amerika is weer eigen mijnen gaan openen om minder afhankelijk te worden, maar het schiet niet op als het materiaal vervolgens naar China wordt verscheept om er een magneet van te maken,’ licht hij toe.
Professionele amateurs
Het vakgebied van Kleijn is zeer breed. De ene keer gaat het over energietechnologie, de andere keer over metaalwinning, toxische stoffen of recycling. ‘Wij zeggen voor de grap wel eens: we zijn professionele amateurs. Omdat we overal iets van af moeten weten om het totale beeld te krijgen.’
Zijn kennis als scheikundige komt wel regelmatig van pas. Als scheikundestudent, ook in Leiden, deed hij onderzoek naar bruinvisvet, schrok van de hoeveelheid schadelijke stoffen die hij aantrof en ‘rolde toen de milieuhoek in’.
Publiek geld en nepwaarheden
Toen Kleijn zich twintig jaar begon te specialiseren in de beschikbaarheid van grondstoffen stond het onderwerp nog niet erg hoog op de agenda van politici en beleidsmakers. Dat is nu wel aan het veranderen. Hij vindt het belangrijk hier regelmatig over te vertellen in de media om het bewustzijn te vergroten.
Over optredens in de media zegt hij: ‘Collega's zijn er soms een beetje bang voor. Ja, je bent met iets ingewikkelds bezig en dan kan daar kort door de bocht over worden bericht. Toch moeten we het doen, want we werken met publiek geld. De laatste jaren krijgen nepwaarheden en oneliners veel aandacht, dus is het des te belangrijker.’
Aan het eind van zijn oratie schrijft hij over het belang van een veilige, vrije werkomgeving, kritische, maar constructieve reflectie en, ‘misschien wel het belangrijkste’, veel kunnen lachen. Gelukkig heeft hij zo’n plek gevonden bij het Centrum voor Milieuwetenschappen. Wellicht dat hij daarom ook al 33 jaar aan deze universiteit werkt. ‘De dagen dat ik niet met plezier naar mijn werk ben gegaan, kan ik op twee handen tellen.’
Tekst: Thessa Lageman
Foto: Unsplash